Om er nog een paar mooie termen tegenaan te gooien; ik liep tussen rode rhyolietbergen en langs palagonietkegels. Prachtig foto's van rood, geelbruine bergen heb ik gemaakt tijdens de eerste twee etappes en overweldigende beelden van helder groen mos op een lavazwarte ondergrond op de derde en de vierde dag.
Fimmvörduhals bij de kraters Magni en Modi |
In 2008 kwam ik tijdens mijn eerste jaar in de Pyreneeën Jean-Pierre tegen. Een kleine Fransman met een enorme rugzak vol verhalen. Een van die verhalen ging over IJsland waar hij ruim twee weken door een zwarte woestijn had gelopen. Het klonk mij niet aantrekkelijk. Totdat ik jaren later via de website van Op-pad werd getroffen door prachtige foto's van bergen in onwaarschijnlijke kleuren. Het ging over IJsland. Daar wandelen kwam meteen op de wensenlijst. Dit jaar is het er echt van gekomen.
In mijn wandelgids 'Island: Trekking-Klassiker' (samengesteld door Erik Van de Perre en uitgegeven door Conrad Stein Verlag) las ik vooraf over erg warme dagen als de temperatuur boven de vijftien graden stijgt. 'S nachts kan het in juli nog vriezen werd er vrolijk bijverteld. En je moest rekening houden met oude sneeuwvelden. Na de benauwde momenten vorig jaar in Tirol zat ik daar niet op te wachten.
De aangekondigde doorwading van enkele gletsjerbeken riepen koude gevoelens op, maar hier en daar zag ik ook plaatjes van mensen in warme poelen. Dat daagde toen allemaal genoeg uit om dit te ondernemen. En nu na terugkeer kan ik met grote tevredenheid terugkijken op een prachtige trektocht.
Omdat de trektocht dit jaar maar zes dagen duurde plakten we er nog een stuk aan vast. Ik ging vooruit voor mijn wandeling en daarna arriveerde Judith en maakten we gezamenlijk een rit over de rondweg langs de kusten van IJsland. Een weg waarlangs ook direct tal van bezienswaardigheden en activiteiten zijn te beleven.
de gekleurde streep geeft de twee wandeltochten weer de cirkels zijn naast start- en eindpunt Reykjavik onze overnachtingsplaatsen tijden de autorondrit |
Hikers World
Woensdag 10 juli
Woensdag 10 juli
van Schiphol-Amsterdam naar Camping Laugardal in Reykjavik, IJsland
Zwavelluchten in de omgeving van Storihver op wandeldag 1 |
rokende zwavelluchten op de flanken van de Brennisteinsalda |
IJsland is dit jaar de locatie van mijn trektocht. Nadat ik de tocht en de vlucht al vorig jaar november gepland en geboekt had is dat besef maanden weggezakt. Maar sinds het inpakken van mijn rugzak weet ik het weer heel zeker: ik ga wandelen op IJsland. Kijken of al die mooie foto’s op internet ook in het echt zijn te bewonderen.
eerste oriëntatiewandeling omgeving Landmannalaugar-Vondugil op aanreisdag |
Blauw is het als ik naar buiten kijk. De lucht en het blauw van het logo van Iceland Air op de vleugeltip versterken elkaar. Nu boven de wolken wel. Een uur geleden tijdens het taxiën op Schiphol dropen er nog dikke druppels van het raam tegen een grijze achtergrond. Hoe zal dat in IJsland zijn?
Keflavik-Reykjavik
Met een vertraagde aankomst stekker ik door de gangen van vliegveld Keflavik dat veel groter is dan ik me had voorgesteld. Op de bagageband komt voorlopig nog geen ingesnoerde rugzak voorbij. Eerst maar wat contant geld pinnen in dezelfde hal. Na drie keer knoeien begrijpt de automaat mij en ben ik 50.000 IJslandse Kronen rijker en 350 Euro armer. Een half uur later is buiten de hoofdingang de Fly Shuttlebus snel gevonden. Wanneer die eindelijk vol zit gaat hij ook bewegen en brengt me in vijftig minuten over een vierbaansweg naar Reykjavik. Het lijkt redelijk normaal, maar buiten zie ik een groenbruine moswoestijn voorbijtrekken doorzeefd met oude lavastenen. Nog niet meteen opwindend.
Met een vertraagde aankomst stekker ik door de gangen van vliegveld Keflavik dat veel groter is dan ik me had voorgesteld. Op de bagageband komt voorlopig nog geen ingesnoerde rugzak voorbij. Eerst maar wat contant geld pinnen in dezelfde hal. Na drie keer knoeien begrijpt de automaat mij en ben ik 50.000 IJslandse Kronen rijker en 350 Euro armer. Een half uur later is buiten de hoofdingang de Fly Shuttlebus snel gevonden. Wanneer die eindelijk vol zit gaat hij ook bewegen en brengt me in vijftig minuten over een vierbaansweg naar Reykjavik. Het lijkt redelijk normaal, maar buiten zie ik een groenbruine moswoestijn voorbijtrekken doorzeefd met oude lavastenen. Nog niet meteen opwindend.
Vlakbij de busterminal een overstap op het openbaar vervoer. Weer een half uur verder. In de verte zie ik de spits van de bekende grote kerk van de stad, Hallgrimskirkja. Die zal ik later met Judith van dichtbij gaan bekijken. Bij de rit door de stad dringen zich verder geen schokkend mooie gebouwen op. Grijs en wit zijn de dominerende kleuren. Nog een overstap van bus 15 op bus 14 en eindelijk tegen half zes lokale tijd (half acht Nederlandse tijd) sta ik bij de receptie van de stadscamping Laugardal in het noordoosten van Reykjavik.
Hikers first
Camping is hier nog zoals het bedoeld is; een plaats om te kamperen. De vele trekkerstentjes zijn hier ruim in de meerderheid en over verschillende velden verspreid. De campers en caravans zijn voor de verandering in de minderheid en moeten het terecht doen met een afgescheiden, kleiner veld. Alles draait hier om de ‘hiker’, de trekker. Bij de receptie proef je het al. Ik herken allerlei echte trekkersvoorwerpen in de vitrine. Een Campingazpatroon gaat snel over in mijn bezit. Daarmee is die gebruikelijke starthobbel direct geslecht. Na het opzetten van de tent eerst even whattsappen met Maxime en Frank en een videogesprek met Judith. Hier is het zeven uur, in Nederland negen uur, dus nu kan het nog.
Eten, hoe kom ik aan eten? Voor deze avond heb ik geen Adventure Food poedermaaltijd ingekocht. Die blijven bestemd voor de wandeltocht waar geen maaltijden te koop zijn. Het dichtbijgelegen restaurant dat ze mij in het aan de camping grenzende City Hostel aanraden zit barstens vol met IJslanders. Op zich een goede aanbeveling voor het restaurant, maar ik schiet er niet veel mee op. Dan maar lopen richting het centrum. Dat gaat lang duren. Gelukkig wordt het niet donker denk ik nog optimistisch.
Hikers first
Camping is hier nog zoals het bedoeld is; een plaats om te kamperen. De vele trekkerstentjes zijn hier ruim in de meerderheid en over verschillende velden verspreid. De campers en caravans zijn voor de verandering in de minderheid en moeten het terecht doen met een afgescheiden, kleiner veld. Alles draait hier om de ‘hiker’, de trekker. Bij de receptie proef je het al. Ik herken allerlei echte trekkersvoorwerpen in de vitrine. Een Campingazpatroon gaat snel over in mijn bezit. Daarmee is die gebruikelijke starthobbel direct geslecht. Na het opzetten van de tent eerst even whattsappen met Maxime en Frank en een videogesprek met Judith. Hier is het zeven uur, in Nederland negen uur, dus nu kan het nog.
drukte bij de receptie van camping Laugardal |
Anderhalve kilometer op weg passeer ik een Subway. Normaal niet mijn eerste keuze, maar binnen is binnen, dus niet kieskeurig zijn. Ik wil wel een salade. Gezond. “Wat mogen we erin doen?” “Doe maar van alles wat” roep ik met een breed gebaar. Even later slaan de niet opgemerkte peperringetjes mijn trommelvliezen aan flarden. Snel afblussen met een cola. Peperringetjes horen ook niet in IJsland.
Terug naar de camping, telefoon opladen, water in de waterzak, Neo-air luchtbedje oppompen, aantekeningen maken, alvast scheren voor morgen. Langzaam komt het trektochtritme op gang. Terwijl er zich om halftien nog steeds backpackers bij de receptie melden is het in de eenvoudige eetzaal ook nog stampvol leven. Ze hebben hier sowieso andere tijden. De receptie, de doe-het-zelf-keuken en de eetzaal zijn tot twee uur 's nachts open. Het past in ieder geval goed bij het internationale karakter van de gasten. Ik hoor Spaans en zie verschillende Franse groepen. Misschien zijn die afwijkende tijden een uitdaging voor de Duitse trekkers, die normaal erg van Ordnung houden. Maar dat zal wel een vooringenomen conclusie zijn. Alles rommelt hier vredig door elkaar en gaat zijn eigen weg. Om half tien zitten nog groepen buiten te eten. Het blijft lang licht en met een fleece of een donsjack aan is het prima uit te houden.
Buiten is het windstil en rond de dertien graden. Dat schijnt redelijk warm te zijn in IJsland. Ik ga mij opmaken voor de eerste verlichte nacht. Of de zon nog onder zal gaan weet ik niet. Ik ga het niet meemaken. Mijn bioritmeklok staat op halftwaalf. Zo'n uurwerk moet je niet de eerste avond al kapot maken.
eetruimte van camping Laugardal |
Buiten is het windstil en rond de dertien graden. Dat schijnt redelijk warm te zijn in IJsland. Ik ga mij opmaken voor de eerste verlichte nacht. Of de zon nog onder zal gaan weet ik niet. Ik ga het niet meemaken. Mijn bioritmeklok staat op halftwaalf. Zo'n uurwerk moet je niet de eerste avond al kapot maken.
De hel of de maan?
Donderdag 11 juli
Donderdag 11 juli
Doorreis van Reykjavik via Hella en langs de vulkaan Hekla naar Landmannalaugar
Doorreis
Wat een landschap! Dwars door zwarte asvelden rijden we. Hele stukken gaan door lavavelden. Lavastromen die net voor het autospoor zijn gestopt. Zo lijkt het. De weg is er natuurlijk later omheen en tussendoor aangelegd. Ruim anderhalf uur trilt en schudt de bus over dit geitenpad waar auto’s elkaar nauwelijks kunnen passeren en de enkele mountainbikers heel voorzichtig worden omtrokken.
Het is net een excursie, een vakantierit op zich, deze busrit naar Landmannalaugar. Je komt ogen tekort. Een prachtig schouwspel om doorheen te rijden. Zou de hel er zo uitzien? Toen deze lava hier lang geleden gloeiend stroomde waarschijnlijk wel. Een maanlandschap dan maar om toch een ander beeld op te roepen. We rijden met de bus door verschillende beken, hier en daar een halve meter diep. Het is ook meer een terreinbus dan een vakantiebus.
Ebbelaar, nooit van gehoord
Vanochtend was ik nog bang geweest deze bus te missen. Dat was overdreven, omdat mijn bioklok zorgde voor een reveille om halfacht. In IJsland dus pas halfzes. Rustig aan dus. Alle tijd voor een laatste douche en op het gemak mijn eerste muesli-ontbijt bereiden in de nog rustige keuken.
Op een gegeven moment ben je toch uit gerommeld. De tent had ik al eerder afgebroken en de rugzak stond klaar. Dan maar naar de bushalte voor de camping. Daar stonden al meer van die hijgers. De busreis naar de start van de wandeltocht bij Landmannalaugar had ik bewust bij een maatschappij geboekt die hier vandaan zou vertrekken, zodat ik niet eerst terug moest naar de Busterminal. Die maatschappij heeft voor mij goed verborgen gehouden dat alle busorganisaties hier stoppen.
Vanaf zeven uur was het een komen en gaan en tussen halfacht en kwart voor acht stond er zelfs een busfile. Er was één praktisch probleem: ze waren allemaal niet voor mij. Of het was de verkeerde maatschappij of de bus was wel van de firma Trex maar met een andere bestemming. Bijna had ik mijn rugzak in een verkeerde bus geladen, maar met de mededeling dat ik niet op de lijst van de chauffeur voorkwam heb ik dat snel hersteld. Zo stond ik dus om kwart voor acht als enige nog bij de halte. Wat zullen we nu krijgen? Dit gaat niet goed. Een gevoel van kippendrift en verbazing borrelt op.
Gelukkig kwam er een paar minuten later nog een Trex-bus waarvan de juffrouw met de checklist vroeg of ik Frans was. Meer smaken waren er blijkbaar niet. Eerst snel de eindbestemming gevraagd. Landmannalaugar. Oké, ik ben Frans. Snel instappen. Mijn achternaam heb ik verder niet meer gegeven. Zelf wist ik die al en ik zat nu in de goede bus. Rijden maar.
Toch voelde ik enige opluchting toen ik door de buitenwijken van Reykjavik aan de goede kant van de busruit naar buiten staarde. Acht graden zag ik op een digitale thermometer. Verder vielen een paar mensen op die met een autoped naar hun school of werk gingen. Eenmaal buiten de stad let ik beter op. Wij rijden over de N1 in zuidelijke richting door eenzelfde lavaveld als gisteren vanaf het vliegveld. Een hobbelige vlakte met lichtbruin mos begroeide lavakorsten, hier en daar opengebarsten, met rafelige randen. Opvallend zijn ook de lupinevelden, die blauwbloeiend langs de weg en tussen de lavavelden groeien. Prachtig.
Lang niet iedereen in de bus is geïnteresseerd in het nieuwe land. Sommigen slapen of hangen onderuit. Ze veren even op als witte stoomwolken zich aftekenen tegen de bergen. Tekenen van vrijkomende aardwarmte. Een installatie waar allerlei buizen vandaan komen laat zien dat die warmte ook wordt gebruikt.
De bergrug voorbij toont het landschap ruige weides. Koeien zijn er nauwelijks te zien, wel veel kleine paarden. Na twee uur hebben we in het dorp Hella een rust bij een wegrestaurant en tankstation. Ik vul mijn lunchvoorraad aan met kant en klaar verpakte boterhammen. Je weet nooit wanneer die nuttig zullen worden.
Landmannalaugar
Na Hella rijden we vreemd genoeg eerst weer een eind terug en slaan dan af de binnenlanden in. Voorlopig nog geruime tijd over een asfaltweg. Die wordt aan het eind verlaten voor de rit door de asvelden met in het begin op de achtergrond de besneeuwde top van de berg Hekla, de meest actieve vulkaan van IJsland volgens mijn wandelgids. Kwart voor twaalf bereiken we na een laatste doorwading van een rivier de camping Landmannalaugar.
Camping is in dit geval de omschrijving voor een groot kiezel- en keienveld met hier en daar groenige onderbrekingen vol met tentjes. Het is even wennen. Wat een drukte midden in deze enorme natuur. Een basiskamp van de Mount Everest is er niets bij. En als ik naar omhoog kijk waar het wandelpad begint lopen de wandelaars nog net niet in colonne. Je loopt hier zeker niet alleen. Het is naar mijn inschatting twee keer zo druk als op de GR20 op Corsica, tien keer zo bevolkt als de Kungsleden in Lapland en honderdmaal drukker dan op de Vlaanderenroute. Dat laatste is al snel zo, omdat we daar nooit iemand tegen komen. Volgens mijn wandelgids doorkruisen in de zomer meer dan 20.000 mensen alleen al de omgeving van Landmannalaugar. Volgens Wikipedia maken de IJslanders zelf een vergelijking met de drukste winkelstraat in Reykjavik die ook Laugavegur heet.
Landmannalaugar (warme bronnen van de landmannen). In de warme bronnen ontspanden zich ooit de boeren uit de omgeving tijdens de jaarlijkse schapendrijfjacht in de herfst. In het warme water maakten ze hun laugakaffi, hun-warme-bronnen koffie. (niet zelf verzonnen, maar gelezen in mijn wandelgids).
Het opzetten van de tent gaat snel. Het betalen ook. Het kan ook op deze afgelegen plek digitaal. Voorlopig het contante geld nog maar even sparen voor momenten zonder internet. Blijft er over dan komt het wel van pas tijdens de vervolgvakantie met Judith.
Kennismakingstocht
De middag laat nog voldoende tijd om de omgeving te verkennen. Eigenlijk is hier altijd voldoende tijd omdat het niet donker wordt. De Vondugil (gil is kloof) werd in de wandelgids aanbevolen. Daarmee kan ik ook gelijk het begin van de trektocht verkennen.
Wat een landschap! Dwars door zwarte asvelden rijden we. Hele stukken gaan door lavavelden. Lavastromen die net voor het autospoor zijn gestopt. Zo lijkt het. De weg is er natuurlijk later omheen en tussendoor aangelegd. Ruim anderhalf uur trilt en schudt de bus over dit geitenpad waar auto’s elkaar nauwelijks kunnen passeren en de enkele mountainbikers heel voorzichtig worden omtrokken.
Hier houdt de asfaltweg op en draait de bus even later naar rechts het terreinspoor op waar voorgangers dikke aswolken creëren |
met mos begroeid lava direct naast het spoor |
Vanochtend was ik nog bang geweest deze bus te missen. Dat was overdreven, omdat mijn bioklok zorgde voor een reveille om halfacht. In IJsland dus pas halfzes. Rustig aan dus. Alle tijd voor een laatste douche en op het gemak mijn eerste muesli-ontbijt bereiden in de nog rustige keuken.
Op een gegeven moment ben je toch uit gerommeld. De tent had ik al eerder afgebroken en de rugzak stond klaar. Dan maar naar de bushalte voor de camping. Daar stonden al meer van die hijgers. De busreis naar de start van de wandeltocht bij Landmannalaugar had ik bewust bij een maatschappij geboekt die hier vandaan zou vertrekken, zodat ik niet eerst terug moest naar de Busterminal. Die maatschappij heeft voor mij goed verborgen gehouden dat alle busorganisaties hier stoppen.
allemaal in afwachting van hun bus |
Gelukkig kwam er een paar minuten later nog een Trex-bus waarvan de juffrouw met de checklist vroeg of ik Frans was. Meer smaken waren er blijkbaar niet. Eerst snel de eindbestemming gevraagd. Landmannalaugar. Oké, ik ben Frans. Snel instappen. Mijn achternaam heb ik verder niet meer gegeven. Zelf wist ik die al en ik zat nu in de goede bus. Rijden maar.
Toch voelde ik enige opluchting toen ik door de buitenwijken van Reykjavik aan de goede kant van de busruit naar buiten staarde. Acht graden zag ik op een digitale thermometer. Verder vielen een paar mensen op die met een autoped naar hun school of werk gingen. Eenmaal buiten de stad let ik beter op. Wij rijden over de N1 in zuidelijke richting door eenzelfde lavaveld als gisteren vanaf het vliegveld. Een hobbelige vlakte met lichtbruin mos begroeide lavakorsten, hier en daar opengebarsten, met rafelige randen. Opvallend zijn ook de lupinevelden, die blauwbloeiend langs de weg en tussen de lavavelden groeien. Prachtig.
Lang niet iedereen in de bus is geïnteresseerd in het nieuwe land. Sommigen slapen of hangen onderuit. Ze veren even op als witte stoomwolken zich aftekenen tegen de bergen. Tekenen van vrijkomende aardwarmte. Een installatie waar allerlei buizen vandaan komen laat zien dat die warmte ook wordt gebruikt.
De bergrug voorbij toont het landschap ruige weides. Koeien zijn er nauwelijks te zien, wel veel kleine paarden. Na twee uur hebben we in het dorp Hella een rust bij een wegrestaurant en tankstation. Ik vul mijn lunchvoorraad aan met kant en klaar verpakte boterhammen. Je weet nooit wanneer die nuttig zullen worden.
Bus na aankomst in Landmannalaugar |
Na Hella rijden we vreemd genoeg eerst weer een eind terug en slaan dan af de binnenlanden in. Voorlopig nog geruime tijd over een asfaltweg. Die wordt aan het eind verlaten voor de rit door de asvelden met in het begin op de achtergrond de besneeuwde top van de berg Hekla, de meest actieve vulkaan van IJsland volgens mijn wandelgids. Kwart voor twaalf bereiken we na een laatste doorwading van een rivier de camping Landmannalaugar.
Camping is in dit geval de omschrijving voor een groot kiezel- en keienveld met hier en daar groenige onderbrekingen vol met tentjes. Het is even wennen. Wat een drukte midden in deze enorme natuur. Een basiskamp van de Mount Everest is er niets bij. En als ik naar omhoog kijk waar het wandelpad begint lopen de wandelaars nog net niet in colonne. Je loopt hier zeker niet alleen. Het is naar mijn inschatting twee keer zo druk als op de GR20 op Corsica, tien keer zo bevolkt als de Kungsleden in Lapland en honderdmaal drukker dan op de Vlaanderenroute. Dat laatste is al snel zo, omdat we daar nooit iemand tegen komen. Volgens mijn wandelgids doorkruisen in de zomer meer dan 20.000 mensen alleen al de omgeving van Landmannalaugar. Volgens Wikipedia maken de IJslanders zelf een vergelijking met de drukste winkelstraat in Reykjavik die ook Laugavegur heet.
hele groepen staan boven aan de rand van het lavaveld bij Landmannalaugar |
Landmannalaugar (warme bronnen van de landmannen). In de warme bronnen ontspanden zich ooit de boeren uit de omgeving tijdens de jaarlijkse schapendrijfjacht in de herfst. In het warme water maakten ze hun laugakaffi, hun-warme-bronnen koffie. (niet zelf verzonnen, maar gelezen in mijn wandelgids).
Het opzetten van de tent gaat snel. Het betalen ook. Het kan ook op deze afgelegen plek digitaal. Voorlopig het contante geld nog maar even sparen voor momenten zonder internet. Blijft er over dan komt het wel van pas tijdens de vervolgvakantie met Judith.
Kennismakingstocht
De middag laat nog voldoende tijd om de omgeving te verkennen. Eigenlijk is hier altijd voldoende tijd omdat het niet donker wordt. De Vondugil (gil is kloof) werd in de wandelgids aanbevolen. Daarmee kan ik ook gelijk het begin van de trektocht verkennen.
Net voordat ik de camping verlaat steek ik de warme beek over waar vierhonderd meter verder een natuurbad mogelijk is. Er stroomt ook afgetapt warm water uit een buis. Als een echte toerist moet ik natuurlijk even de temperatuur voelen en trek snel mijn vinger terug. Heet in IJsland is echt heet. Er schijnen elk jaar ook toeristen hun vingers te branden bij het controleren of kokend water in IJsland net zo kokend voelt als thuis. De waarschuwingsbordjes bij dat soort bronnen staan er niet voor niets.
De eerste kilometer gaat op en neer en zigzaggend door een lavaveld met schitterend glimmende basaltblokken in de meest bizarre vormen. Prachtig om door heen te lopen.
Ik verlaat daarna de Laugavegur-route en buig af richting een enorme vlakte met aanvankelijk gras en mos, die later overgaat in een kilometer breed grindbed met gele, witte en groene keien, omgeven door kale berghellingen in de kleuren die ik herken van de foto’s. De werkelijkheid is mooier, imposanter, overweldigender. Prachtig okergeel, bruin en rood.
Ik loop langs de uitlopers van de berg Brennisteinsalda een heel stuk de grindvlakte op en volg de loop van een beek totdat de vallei zich steeds meer vernauwt. Genietend kuier ik verder van de ene naar de ander kleurrijke helling. Hier en daar zie je vreemde kleuren door de chemische stoffen die hier worden uitgestoten. Je blijft foto’s maken.
Prachtig is ook het felgroene mos dat groeit langs de kleine beekjes aan de rand van de vlakte en op enkele vochtige hellingen. Het lijkt of het licht geeft. Een fluorescerend groen. Als de zon schijnt moet het nog mooier zijn schat ik in.
Het wolkendek laat zich vandaag helaas niet openen. Verder is het aangenaam wandelen. De temperatuur schat ik op dertien graden. Er is nauwelijks wind hier in de vallei. Met 1 trui is het prima te doen. Soms even de regenjas er overheen als de wind iets toeneemt. Alleen als je gaat zitten wil je er snel een fleece of een donsjack bij aantrekken.
Welkom in hikers-toerismeland
Vier uur later kom ik terug bij ‘het basiskamp’. Eerst de nieuwsgierigheid naar de badplaats in de warmwaterbeek bevredigen. De massaliteit bij het omkleedplatform en in het stukje beek ervoor is niet uitnodigend. Blijkbaar hebben velen dit als een must op hun lijst staan. De drukte is mij te overheersend en ik laat dit vergenoegen zonder teleurstelling aan mij voorbijgaan. Misschien later en anders maar niet.
Een verkenning van de camping laat een veelheid aan nationaliteiten horen. Padvinders en andere groepen staan in gelijk gekleurde tentjes bijeen. Achteraan het terrein staat een drietal oude Amerikaanse bussen waarin een klein winkeltje is ingericht. Voor de lunch van morgen valt mijn oog op een pakje met vier plakjes roggebrood en een klein blikje haring in tomatensaus. “Duizend kronen”. Het meisje zegt het zonder te stotteren en haar ogen knipperen ook niet. Mijn bankpas vindt dit alles ook de normaalste zaak van de wereld en binnen een oogwenk is het contactloos afgerekend. Later lees ik op de verpakking dat er veel proteïne in het roggebrood zit. Dat compenseert een hoop.
Dan maar wat lezen over de mannen op de Ventoux om de tijd te verdrijven en daarna mijn eerste Adventure Food maaltijd opwarmen. Die vond ik in Nederland nog duur, maar dat valt ineens stukken mee. Als ik later op de avond mijn slaapzak inkruip flaneren wandelaars nog over de camping. Op de achtergrond hoor ik muziek bij de drie autobussen die nu dienstdoen als gezelligheidslocatie. Het gevoel van een kermis bekruipt me. Apart. “Zo wint hier de een, zo wint hier de ander”. Hoorde ik dat nou goed of verzin ik het? Tien uur, de avond is nog lang. Ik ga slapen.
stomend heet water komt er uit de pijp bij de plank over de beek |
warm water beek met op de achtergrond de badlocatie |
De eerste kilometer gaat op en neer en zigzaggend door een lavaveld met schitterend glimmende basaltblokken in de meest bizarre vormen. Prachtig om door heen te lopen.
Ik verlaat daarna de Laugavegur-route en buig af richting een enorme vlakte met aanvankelijk gras en mos, die later overgaat in een kilometer breed grindbed met gele, witte en groene keien, omgeven door kale berghellingen in de kleuren die ik herken van de foto’s. De werkelijkheid is mooier, imposanter, overweldigender. Prachtig okergeel, bruin en rood.
Prachtig is ook het felgroene mos dat groeit langs de kleine beekjes aan de rand van de vlakte en op enkele vochtige hellingen. Het lijkt of het licht geeft. Een fluorescerend groen. Als de zon schijnt moet het nog mooier zijn schat ik in.
Het wolkendek laat zich vandaag helaas niet openen. Verder is het aangenaam wandelen. De temperatuur schat ik op dertien graden. Er is nauwelijks wind hier in de vallei. Met 1 trui is het prima te doen. Soms even de regenjas er overheen als de wind iets toeneemt. Alleen als je gaat zitten wil je er snel een fleece of een donsjack bij aantrekken.
gezicht vanaf het lavaplateau op bivakplaats/camping Landmannalaugar |
Vier uur later kom ik terug bij ‘het basiskamp’. Eerst de nieuwsgierigheid naar de badplaats in de warmwaterbeek bevredigen. De massaliteit bij het omkleedplatform en in het stukje beek ervoor is niet uitnodigend. Blijkbaar hebben velen dit als een must op hun lijst staan. De drukte is mij te overheersend en ik laat dit vergenoegen zonder teleurstelling aan mij voorbijgaan. Misschien later en anders maar niet.
Een verkenning van de camping laat een veelheid aan nationaliteiten horen. Padvinders en andere groepen staan in gelijk gekleurde tentjes bijeen. Achteraan het terrein staat een drietal oude Amerikaanse bussen waarin een klein winkeltje is ingericht. Voor de lunch van morgen valt mijn oog op een pakje met vier plakjes roggebrood en een klein blikje haring in tomatensaus. “Duizend kronen”. Het meisje zegt het zonder te stotteren en haar ogen knipperen ook niet. Mijn bankpas vindt dit alles ook de normaalste zaak van de wereld en binnen een oogwenk is het contactloos afgerekend. Later lees ik op de verpakking dat er veel proteïne in het roggebrood zit. Dat compenseert een hoop.
Dan maar wat lezen over de mannen op de Ventoux om de tijd te verdrijven en daarna mijn eerste Adventure Food maaltijd opwarmen. Die vond ik in Nederland nog duur, maar dat valt ineens stukken mee. Als ik later op de avond mijn slaapzak inkruip flaneren wandelaars nog over de camping. Op de achtergrond hoor ik muziek bij de drie autobussen die nu dienstdoen als gezelligheidslocatie. Het gevoel van een kermis bekruipt me. Apart. “Zo wint hier de een, zo wint hier de ander”. Hoorde ik dat nou goed of verzin ik het? Tien uur, de avond is nog lang. Ik ga slapen.
rechts mijn tent op het wat meer rustige deel van de camping. Boven mijn tent het rood van een rijdend hotel van Rotel Tours |
Twee bivakplaatsen, twee werelden
Vrijdag 12 juli, wandeldag 1
Vrijdag 12 juli, wandeldag 1
van Landmannalaugar (580m) via de heetwaterbron Stórihver (890m)
naar Hrafntinnusker (1035m), ± 5,5 uur inclusief pauzes,
± 10,3 km, ± 610 m klimmen en ± 175 m dalen
naar Hrafntinnusker (1035m), ± 5,5 uur inclusief pauzes,
± 10,3 km, ± 610 m klimmen en ± 175 m dalen
Weg
Ik wil weg van Landmannalaugar. Al een uur lang is het massale geklets niet van de lucht. Om halfzeven heb ik het toilet bezocht en daarna het boek Ventoux uitgelezen. Het emotioneel einde was reden genoeg om even te blijven liggen. Serieus sprekende Duitsers passeren mijn 1 millimeter dik tentdoek, honderd meter verder gaat een auto-alarm af. Ik moet hier weg. Daarna val ik weer in slaap.
Zes uur later:
Word je kinds of kinderlijk als je je behaaglijk voelt in je één meter hoge en drie meter lange tentje? Buiten motregent het zo nu en dan, maar ik lig lekker op mijn luchtbedje deze aantekeningen te maken. Om half vier vanmiddag stond mijn tent al binnen een cirkelvormig keienmuurtje van ongeveer zestig centimeter hoog. Er liggen op deze zwarte asvlakte wel twintig van deze cirkels. De muurtjes zijn een verdediging tegen de wind. Volgens mijn aantekeningen uit de wandelgids kan het hier hard waaien. Nu is alles rustig.
Toen ik hier aankwam bij de hutten van Hrafntinnusker zag ik van bovenaf slechts één zielig groen tentje. De overige gasten hebben zeker voor een hut geboekt, dacht ik nog. De werkelijkheid is dat de meeste lopers pas later in de ochtend starten. Tegen het einde van de middag stroomt de vlakte vol. Ook de jonge padvinders met hun felrode tenten vormen weer een cluster. Hun bagage wordt zo te zien vervoerd met de terreinvoertuigen op de enorm brede banden.
Na het opbouwen van de tent heb ik eerst nog even geslapen, alle tijd. Als je je wild maakt loop je in een keer van Landmannalaugar naar het geplande eindpunt voor morgen, de hutten bij het Alftavatn, het Zwanenmeer. Maar zou je meer lopen dan de geadviseerde dagetappes dan wordt het wellicht stoempen. De afzonderlijke etappes zijn zeker inspannend, maar goed te doen en laten voldoende tijd om te genieten. Het gaat om het hier zijn en niet om het zo snel mogelijk daar, en voorbij zijn. Deze wandeling duurt al zo kort.
Route in het kort
De tocht startte in Landmannalaugar op een hoogte van 580 meter met een klim over een lavaveld, het Laugahraun ("hraun" is IJslands voor lava). Daarna volgde de klim over een bergrug van de Brennisteinsalda door een gebied met gekleurd rhyolietgesteente en warme bronnen. Na de klim ging het verder over een hoogvlakte met regelmatig oude sneeuwvelden. Halverwege de hoogvlakte een stop bij de luidruchtig pruttelende bron Stórihver, waarin kokend heet water woest opborrelt. Tot slot een lange pas met grote sneeuwvelden (1070 m), een kleine afdaling en dan is daar de berghut in Hrafntinnusker (1035 m). "Hfrantinnu" is IJslands voor "raven-kleur". De grond rondom de hutten heeft die kleur.
Eindelijk op pad
Genieten heb ik vandaag zeker gedaan. Als door een fantasiewereld ging het eerst langs en over de gekleurde rhyolietbergen. De eerste zwavelgeur stomende gaten werden bewonderd. Prachtig om die okergele en soms rode en blauwgroene kleuren te bekijken.
De eerste nog niet zo snel verwachte oude sneeuwvelden dienden zich al iets meer dan een uur na de start aan. Toen nog klein, de voetstappen van voorgangers goed te volgen. Algauw gingen ze ook omhoog, wel met goed uitgeschopte treden in dooiende ijssneeuw.
Dampende bronnen
De grote groep waarachter ik gestart was liep steeds verder bij me weg. Ver voor mij uit zag ik ze zo nu en dan de helling beklimmen die mij een kwartier later te wachten stond. Nieuwe passanten voegden zich toe en andere tegenliggers stroomden voorbij. Je loopt hier geen moment alleen. Veel Fransen, Amerikanen, een paar Polen en Italianen, enkele Nederlanders en Duitsers.
Ik wil weg van Landmannalaugar. Al een uur lang is het massale geklets niet van de lucht. Om halfzeven heb ik het toilet bezocht en daarna het boek Ventoux uitgelezen. Het emotioneel einde was reden genoeg om even te blijven liggen. Serieus sprekende Duitsers passeren mijn 1 millimeter dik tentdoek, honderd meter verder gaat een auto-alarm af. Ik moet hier weg. Daarna val ik weer in slaap.
Word je kinds of kinderlijk als je je behaaglijk voelt in je één meter hoge en drie meter lange tentje? Buiten motregent het zo nu en dan, maar ik lig lekker op mijn luchtbedje deze aantekeningen te maken. Om half vier vanmiddag stond mijn tent al binnen een cirkelvormig keienmuurtje van ongeveer zestig centimeter hoog. Er liggen op deze zwarte asvlakte wel twintig van deze cirkels. De muurtjes zijn een verdediging tegen de wind. Volgens mijn aantekeningen uit de wandelgids kan het hier hard waaien. Nu is alles rustig.
Toen ik hier aankwam bij de hutten van Hrafntinnusker zag ik van bovenaf slechts één zielig groen tentje. De overige gasten hebben zeker voor een hut geboekt, dacht ik nog. De werkelijkheid is dat de meeste lopers pas later in de ochtend starten. Tegen het einde van de middag stroomt de vlakte vol. Ook de jonge padvinders met hun felrode tenten vormen weer een cluster. Hun bagage wordt zo te zien vervoerd met de terreinvoertuigen op de enorm brede banden.
Na het opbouwen van de tent heb ik eerst nog even geslapen, alle tijd. Als je je wild maakt loop je in een keer van Landmannalaugar naar het geplande eindpunt voor morgen, de hutten bij het Alftavatn, het Zwanenmeer. Maar zou je meer lopen dan de geadviseerde dagetappes dan wordt het wellicht stoempen. De afzonderlijke etappes zijn zeker inspannend, maar goed te doen en laten voldoende tijd om te genieten. Het gaat om het hier zijn en niet om het zo snel mogelijk daar, en voorbij zijn. Deze wandeling duurt al zo kort.
Route in het kort
De tocht startte in Landmannalaugar op een hoogte van 580 meter met een klim over een lavaveld, het Laugahraun ("hraun" is IJslands voor lava). Daarna volgde de klim over een bergrug van de Brennisteinsalda door een gebied met gekleurd rhyolietgesteente en warme bronnen. Na de klim ging het verder over een hoogvlakte met regelmatig oude sneeuwvelden. Halverwege de hoogvlakte een stop bij de luidruchtig pruttelende bron Stórihver, waarin kokend heet water woest opborrelt. Tot slot een lange pas met grote sneeuwvelden (1070 m), een kleine afdaling en dan is daar de berghut in Hrafntinnusker (1035 m). "Hfrantinnu" is IJslands voor "raven-kleur". De grond rondom de hutten heeft die kleur.
Eindelijk op pad
Genieten heb ik vandaag zeker gedaan. Als door een fantasiewereld ging het eerst langs en over de gekleurde rhyolietbergen. De eerste zwavelgeur stomende gaten werden bewonderd. Prachtig om die okergele en soms rode en blauwgroene kleuren te bekijken.
het laugahraun vlakbij Landmannalaugar |
Op de flanken van de Brennisteinsalda. De groep loopt al bij mij weg. |
Terugblik over het Laugahraun richting Landmannalaugar |
De eerste nog niet zo snel verwachte oude sneeuwvelden dienden zich al iets meer dan een uur na de start aan. Toen nog klein, de voetstappen van voorgangers goed te volgen. Algauw gingen ze ook omhoog, wel met goed uitgeschopte treden in dooiende ijssneeuw.
Dampende bronnen
De grote groep waarachter ik gestart was liep steeds verder bij me weg. Ver voor mij uit zag ik ze zo nu en dan de helling beklimmen die mij een kwartier later te wachten stond. Nieuwe passanten voegden zich toe en andere tegenliggers stroomden voorbij. Je loopt hier geen moment alleen. Veel Fransen, Amerikanen, een paar Polen en Italianen, enkele Nederlanders en Duitsers.
Met zoveel wandelaars is groeten geen automatisme meer. Het is als het verschil tussen een dorp en een stad. In de laatste maak je jezelf belachelijk, zelfs verdacht, als je blijft groeten. Blijkbaar geldt die wetmatigheid ook voor wandeltochten. Jammer. Je hebt wel steeds mensen paraat om een foto van je te maken. Geen geknoei met selfies en zelfontspanneropnames.
Alles heeft minstens één voordeel.
Tegen twaalven ging zo nu en dan de zon schijnen. Heerlijk. Vanaf de start liep ik nog steeds in mijn shirt met korte mouwen. Met een temperatuur van rond de twaalf graden, zonder veel wind, met een flinke rugzak als isolatie, is het prima vol te houden. Het landschap veranderde langzaam van bouwmaterialen en van kleur. De ondergrond werd ruller en hier en daar liep ik korte stukken over een volledig zwart aarddek. Tegen die zwarte ondergrond verschenen ook steeds meer de felgroene mossen op de vochtige plekken.
De Stórihver werd gepasseerd. Bij dit groot heet water blazend en bubbelend gat wilde iedereen, ik ook, foto’s van dichtbij nemen. Het kostte me moeite mijn vinger niet uit te steken om de temperatuur te testen. Op een vreemde manier lokt zo’n voor ons apart natuurverschijnsel uit tot experimenten.
Dan maar even verder om op mijn zeiltje op de zwarte aarde languit te lunchen en te genieten van het proteïne-roggebrood. Het bleek een uitstekende investering. Twee plakken van dit powerbrood belegd met haring in tomatensaus gaven weer volop krachten voor de tegenoverliggende helling met sneeuwstaptreden. Het ging op en neer. Dertig meter naar beneden, vijftig omhoog. Het totale saldo moest tenslotte wel tot stijging leiden.
Echte sneeuwvelden
Na enen werd mijn decor donkerder van kleur met grote steenmannen om de weg te wijzen. Boven op die stenenmannen zelfs nog de normale markeringspalen.
De reden van die hoge, overduidelijke markeringen verklaarde zich snel toen de wereld zwart-wit werd.
Alles heeft minstens één voordeel.
Tegen twaalven ging zo nu en dan de zon schijnen. Heerlijk. Vanaf de start liep ik nog steeds in mijn shirt met korte mouwen. Met een temperatuur van rond de twaalf graden, zonder veel wind, met een flinke rugzak als isolatie, is het prima vol te houden. Het landschap veranderde langzaam van bouwmaterialen en van kleur. De ondergrond werd ruller en hier en daar liep ik korte stukken over een volledig zwart aarddek. Tegen die zwarte ondergrond verschenen ook steeds meer de felgroene mossen op de vochtige plekken.
De Stórihver werd gepasseerd. Bij dit groot heet water blazend en bubbelend gat wilde iedereen, ik ook, foto’s van dichtbij nemen. Het kostte me moeite mijn vinger niet uit te steken om de temperatuur te testen. Op een vreemde manier lokt zo’n voor ons apart natuurverschijnsel uit tot experimenten.
Terugblik op de omgeving van de Stórihver waar ik pauzeerde |
Na enen werd mijn decor donkerder van kleur met grote steenmannen om de weg te wijzen. Boven op die stenenmannen zelfs nog de normale markeringspalen.
De reden van die hoge, overduidelijke markeringen verklaarde zich snel toen de wereld zwart-wit werd.
Er volgden velden met dooiende oude sneeuw. En niet van die kleine veldjes zoals vorig jaar in Tirol. Honderden meters lang om door heen te ploegen. Eerder in het seizoen zal die sneeuwlaag natuurlijk veel hoger zijn geweest. Het werd nu ook kouder. Eerst mijn fleece aan en een uur later bij het begin van de motregen ook mijn regenjack. En weer verder door de sneeuw. Toch best leuk en afwisselend. Van vanochtend in het bruin en rood, via een beetje zwart en kleine stukken wit, naar nu grote plakkaten van honderden meters vervuild wit. Waar vind je die veranderingen in zo een kort tijdbestek. Mooi toch.
Achter mij loopt een Vlaams stel dat hetzelfde trage tempo heeft als ik. De grote groep van vanochtend is al tijden helemaal uit het zicht. Ze moeten zeker een halfuur voor mij zitten. “Die hebben natuurlijk veel minder foto’s gemaakt dan ik” klets ik tegen mijzelf om toch een rationele en vooral prettige verklaring te verzinnen. Verder maar weer door de sneeuw.
Tegen het einde van de pas verschijnt er aan de overkant van een lang sneeuwveld zelfs een baken met een licht erop. Dat is ongetwijfeld niet zonder reden. Ik passeerde even daarvoor een herdenkingsteken voor een overleden wandelaar, die op slechts een kilometer van de Hrafntinnusker hut in een sneeuwstorm de weg blijkbaar niet heeft kunnen vinden en is overleden. Helemaal gevaarloos zijn de omstandigheden hier dus niet.
Ouderwetse luchten
Kort daarop zien we de hutten beneden ons verschijnen. Als ik naar de receptie loop twijfelen de Vlamingen of ze zich zullen aanmelden. Misschien vinden ze de faciliteiten niet prettig of zijn de hutten al volgeboekt. Je moet hier geen problemen hebben met menselijke beerputluchten bij de toiletten. Want dat is het systeem dat zich alleen bij deze hutten nog zo nadrukkelijk opdringt. Douches heb ik niet gezien. Niet erg, echt gezweet heb ik niet en met al deze menselijke luchten wil ik daar best van afzien.
Etenstijd
De Vlamingen zijn doorgetrokken. Tien kilometer zeker nog naar de volgende hut. Ik heb medelijden met ze. Loop je in zo’n mooie omgeving in je regenpak of mag je in je regenpak een gletsjerbeek doorwaden. Ik hoop dat het morgen droog is. Voorlopig ben ik blij met mijn keuze om hier te blijven.
De avond is zonder te verduisteren toch ingetreden. Halfzeven IJslandtijd, halfnegen op mijn tegenstribbelende Nederlandse bioklok. De motregen gaat over in regen. Ik moet iets verzinnen om mijn Adventure Food op te warmen. Het slaapgedeelte is te laag en daarmee te gevaarlijk om met de brander aan de slag te gaan. Dan maar voorzichtig in het voorstuk, want ik krijg toch trek. De tent voelt ineens minder behaaglijk. Gelukkig gaat alles goed.
Half in mijn slaapzak lig ik al. Vlak naast mijn steencirkel worden zo te horen in de regen nog tenten opgezet. Er wordt druk overlegd in een aparte taal. Eerst leek het op Frans, daarna op een Slavische taal. Ik vind het prima. Even maar niet kijken. De chicken curry heeft voldoende minuten in het hete water tot leven kunnen komen. First things first. We gaan eerst indoor genieten van dit diner. Morgen kijken we wel hoe de wereld er buiten uitziet.
Achter mij loopt een Vlaams stel dat hetzelfde trage tempo heeft als ik. De grote groep van vanochtend is al tijden helemaal uit het zicht. Ze moeten zeker een halfuur voor mij zitten. “Die hebben natuurlijk veel minder foto’s gemaakt dan ik” klets ik tegen mijzelf om toch een rationele en vooral prettige verklaring te verzinnen. Verder maar weer door de sneeuw.
Tegen het einde van de pas verschijnt er aan de overkant van een lang sneeuwveld zelfs een baken met een licht erop. Dat is ongetwijfeld niet zonder reden. Ik passeerde even daarvoor een herdenkingsteken voor een overleden wandelaar, die op slechts een kilometer van de Hrafntinnusker hut in een sneeuwstorm de weg blijkbaar niet heeft kunnen vinden en is overleden. Helemaal gevaarloos zijn de omstandigheden hier dus niet.
Ouderwetse luchten
Kort daarop zien we de hutten beneden ons verschijnen. Als ik naar de receptie loop twijfelen de Vlamingen of ze zich zullen aanmelden. Misschien vinden ze de faciliteiten niet prettig of zijn de hutten al volgeboekt. Je moet hier geen problemen hebben met menselijke beerputluchten bij de toiletten. Want dat is het systeem dat zich alleen bij deze hutten nog zo nadrukkelijk opdringt. Douches heb ik niet gezien. Niet erg, echt gezweet heb ik niet en met al deze menselijke luchten wil ik daar best van afzien.
afdaling naar de Hrafntinnusker hutten met de twee Vlamingen voor mij |
De Vlamingen zijn doorgetrokken. Tien kilometer zeker nog naar de volgende hut. Ik heb medelijden met ze. Loop je in zo’n mooie omgeving in je regenpak of mag je in je regenpak een gletsjerbeek doorwaden. Ik hoop dat het morgen droog is. Voorlopig ben ik blij met mijn keuze om hier te blijven.
De avond is zonder te verduisteren toch ingetreden. Halfzeven IJslandtijd, halfnegen op mijn tegenstribbelende Nederlandse bioklok. De motregen gaat over in regen. Ik moet iets verzinnen om mijn Adventure Food op te warmen. Het slaapgedeelte is te laag en daarmee te gevaarlijk om met de brander aan de slag te gaan. Dan maar voorzichtig in het voorstuk, want ik krijg toch trek. De tent voelt ineens minder behaaglijk. Gelukkig gaat alles goed.
Half in mijn slaapzak lig ik al. Vlak naast mijn steencirkel worden zo te horen in de regen nog tenten opgezet. Er wordt druk overlegd in een aparte taal. Eerst leek het op Frans, daarna op een Slavische taal. Ik vind het prima. Even maar niet kijken. De chicken curry heeft voldoende minuten in het hete water tot leven kunnen komen. First things first. We gaan eerst indoor genieten van dit diner. Morgen kijken we wel hoe de wereld er buiten uitziet.
Ultradag
Zaterdag 13 juli, wandeldag 2
Zaterdag 13 juli, wandeldag 2
van Hrafntinnusker (1035m) naar Álftavatn (540m),
± 5 uur inclusief pauzes,
± 11,3 km, ± 85 m klimmen en ± 580 m dalen
± 5 uur inclusief pauzes,
± 11,3 km, ± 85 m klimmen en ± 580 m dalen
Zeven uur. Zonder grote onderbrekingen elf uur geslapen. De lucht moet hier wel heel gezond zijn. Of waren de opstartdagen ongemerkt inspannender dan gedacht? Misschien ga ik na deze aantekeningen nog weer slapen. Er is geen enkele reden tot haast. Naar de volgende hut bij het Álftavatn (Zwanenmeer), is het volgens de tijdsindeling van de wandelgids maar vier uur lopen. Bij de Franse jonge padvinders worden ze al gewekt. Verplicht opstaan, groepsregels, dat ligt gelukkig al jaren achter me.
In mijn planning voor vandaag wordt de eerste doorwading van een beek, de Grashagakvisl, aangekondigd. Ook de namen van de beken heb ik uit de wandelgids. Die gids ligt thuis. Boeken zijn te zwaar om mee te sjouwen. Naast de twee A-viertjes met de planning en notities heb ik nog een kaart met een schaal van 1 op 100.000. Daarop kan ik alleen het grove verloop van de wandeling volgen. Dat is verder niet bezwaarlijk. Verdwalen lijkt mij hier moeilijk. De route is zeer goed met één-meter hoge palen gemarkeerd. Ze staan zo dichtbij elkaar dat ze zelfs bij mist of laaghangende wolken nog te zien moeten zijn.
Als ik de tent opendoe is het een kleine wereld en kan ik in de mist alleen de dichtstbijzijnde tentjes zien. Hopelijk trekt het snel op anders valt er weinig van het landschap te genieten. Bij de met vitrioollucht omgeven toiletten ben ik snel klaar en ook het wassen schiet daar een stuk vlugger op dan normaal. Het muesli-ontbijt gaat zittend op ‘mijn’ muurtje. Buiten mijn burcht zijn gisterenavond wel vier tentje opgeschoten en de door mij als Slavisch ingeschatte communicatiegeluiden blijken bij navraag IJslands te zijn. Daar had ik geen rekening mee gehouden hier op IJsland.
Niet alleen
Deze dag begint met een stuk van ongeveer tweeënhalf uur over een hoogvlakte met sneeuwvelden en zand. Ik heb zin in dat eerste grote sneeuwveld dat ik gisterenmiddag al zag liggen vanaf de hoger gelegen zwarte camping. Halftien is alles afgebroken en inpakt. Rugzak om en langzaam de spieren warmlopen.
De eerste kilometers raak ik verstrikt in een groep Engelse dames van middelbare leeftijd. We trekken gelijk op over het sneeuwveld. Daarna gaat het wat meer op en neer in het terrein en verlengt de groep zich. Ze lopen na verloop van tijd in twee- en drietallen en hebben tijdens het kletsen ook tijd om naar het landschap te kijken.
Rond half elf komen ineens twee mannen in sportoutfit hardlopend voorbij. Ze hebben de vaart er goed in. “That must be the first” hoor ik een van de Engelse dames zeggen. Een paar minuten later volgen anderen. Ik zie nu ook de wedstrijdnummers op hun borst. Al wandelend worden wij de meebewegende toeschouwers van de Ultramarathon Laugavegur.
Van een uitgestorven gebied kun je dus ook vandaag weer niet spreken. Tientallen keren ben ik de afgelopen uren aan de kant gegaan. Wel met volle instemming en veel respect. Vijfenvijftig kilometer hardlopen van Landmannalaugar naar Thorsmörk over het Laugavegur-traject. Meer dan vijfhonderd hardlopers passeerden ons vanaf halfelf tot ongeveer een uur. In het begin veel mannen, maar gaandeweg steeds meer vrouwen. De mannen voornamelijk van middelbare leeftijd en ouder, de vrouwen van zelfs begin in de twintig of nog jonger tot middelbare leeftijd. Allemaal met een klein rugzakje of een heupriem met kleine bidons.
De hele stoet slingert zich achter en voor mij hardlopend door het landschap. Alleen op de steile stukken omhoog houden ze in en ondersteunen ze hun knieën met de handen. Daarna weer door in een lichte looppas. Vijfenvijftig kilometer omhoog en omlaag, door beken, door mul zand, door dooiende sneeuw, ga er maar aanstaan. Sommigen hadden zelfs tijd voor een foto van het schitterende landschap. Zeker eerstejaars uit het buitenland.
De lopers en de wandelaars hebben geluk met het weer. Een temperatuur van rond de veertien graden en weinig wind. Soms breekt zelfs de zon door.
Hoe ze in mijn gids aan slechts vijfentachtig stijgmeters zijn gekomen begrijp ik niet. Regelmatig gaat het steile stukjes omhoog. Wat wel klopt is de waarschuwing voor uitholling van sneeuwveldjes waar beken en bronnen hele tunnels onder maken. Enkele keren ging het letterlijk over bruggetjes van bevroren sneeuw. Naarmate de zomer vordert zal er wel een moment komen dat je door zakt.
De afwisseling van kleuren in het schouwspel om mij heen dwingt tot voortdurende fotostops. Vooral het helgroen mos blijft intrigeren. Zo ook de gaten in de grond waaruit de zwavelwolken opstijgen.
Tussen de hardlopers overschrijd ik een beek met behulp van stapstenen. Was dit nu de doorwading. Makkie.
Als de hardloop-colonne voorbij is gestoomd opent zich een vallei met aan het einde het beloofde meer Álftavatn.
Eerst maar een rust om dit panorama te bewonderen.
Tussen de hardlopers overschrijd ik een beek met behulp van stapstenen. Was dit nu de doorwading. Makkie.
Als de hardloop-colonne voorbij is gestoomd opent zich een vallei met aan het einde het beloofde meer Álftavatn.
Eerst maar een rust om dit panorama te bewonderen.
Eerste sandalenmoment
Vanaf een hoge positie lijkt het meer niet zover. De ervaring leert dat het door allerlei verdekte geulen en spelonken langer duurt dan gedacht. Zo worden we na een flinke afdaling toch nog verrast door de aangekondigde doorwading van de Grashagakvisl. Het is geen wilde beek, maar wat ik ook zoek, net te diep om zonder natte schoenen te passeren. Je bent er weer even mee bezig.
Samen met een verliefd Frans stel begin ik aan de voorbereidingen: rugzak af, zandalen eruit halen, schoenen uit, sokken uit, zandalen aan, broek oprollen, rugzak weer om zonder de riem vast te maken, schoenen met de veters samengebonden om je nek en lopen maar.
Voor een indruk nog even terug voor een kijk-mij-nou-foto en aan de andere kant alles weer in omgekeerde volgorde uit en aantrekken. Met de boorden van je sokken kan je je tenen afdrogen. Althans dat was mijn luie oplossing om geen handdoek uit mijn rugzak te hoeven opvissen. En zo worden de aangekondigde vier wandeluren toch nog met een uur verlengd.
Álftavatn
De rood-bruine rhyolietbergen liggen inmiddels al ruim een kilometer achter me en na de overschrijding van de Grashagakvisl gaat de route na wat laatste passages door geulen verder door een vlakker wordende vallei. Opvallend hoe op zo een zwarte ondergrond zulke mooie bloemen gedijen. De laatste kilometer gaat over een jeepspoor naar kleine gebouwtjes in de verte bij een meer, Álftavatn.
De Álftavatnhut bestaat in werkelijkheid uit een kleine verzameling hutten: een informatie- en receptiehut, verschillende slaaphutten en een sanitairhut. Hier stinkt het niet en kan je zonder vrees voor je gezondheid onder de douche. Ik mag na betaling van 2000 IJslandse Kronen (ISK) blijven en voor 500 extra ook douchen. Na drie dagen een luxe die ik niet oversla. En voor 400 ISK erbij krijg je een cola. Een al uitspattingen vandaag. IJsland, een land van erupties.
Bij de keuze van mijn tentplek hanteer ik vanmiddag een psychologische benadering. Als eerste loop ik naar het aantrekkelijkste deel langs de meanderende beek. Daar staat ook het meeste gras en sta je niet zo verloren als op de grote vlakte direct voor de receptiehut. Maar wat als iedereen zo denkt en voelt? Wat als de padvinders toestromen en ik omringd word door hun rode iglotenten? Ik ga voor wat meer rust en privacy. Ook de vliegen vlakbij die beek beginnen me nu al tegen te staan. Even later ben ik de zesde tent op de vlakte. Natuurlijk op ruime afstand van de andere.
Eerst maar douchen voordat het druk wordt. Briljant vooruitgezien: ik ben tweede in de rij nadat ik voor de linkerkant van het sanitairhut heb gekozen.
Daarmee geef je de controle op de douches aan de rechterkant op en verspeel je de kans om daar eerder aan de beurt te komen. Het is net zoals het kiezen voor de juiste kassa in de supermarkt. Eenmaal gekozen sta je in jouw rij natuurlijk wel achter iemand, die nog even het laatste nieuws met de kassière wil delen. In mijn douche stond iemand die aan de geluiden te horen eerst zijn kleren kwijt was en daarna de cabine totaal schoon en droog aan mij over wilde dragen. Alle tijd om met een vriendelijke Britse dame te praten over de Brexit. Mijn gespreksonderwerp bleek echter een pijnlijke keuze. Ze had nog zo gehoopt het B-word tijdens deze vakantie te ontlopen. Ze begreep het zelf ook niet waarom vele landgenoten zich zo in de vingers willen snijden.
Tijd voor het maken van deze aantekeningen en zo nu en dan controlerend naar buiten te staren. Er klopt iets niet. Mijn psychologische benadering van de tentlocatie vertoont scheuren. De padvinders zijn inderdaad gaan staan waar ik ze gedacht had, maar waar ik mijn mooie plekje langs de beek inruilde voor deze vlakte staat nog steeds niemand. Omgekeerd begint de vlakte steeds meer gekleurde hobbels te vertonen. Ik zie zelfs een jonge vrouw met een koffer op wieltjes achter zich aan door het zand zeulen. Maar ik heb nog vrij uitzicht en groet vriendelijk twee Vlaamse jongens die zoekend rondlopen. Of ze hier zouden mogen staan? “Natuurlijk, alles is hier vrij” roep ik joviaal met een brede armzwaai. “Oké, dan staan hier zo dadelijk zes tentjes.”
Zo word ik Benelux-buurman van een groep Vlamingen tussen de achttien en achtentwintig jaar. Ze zijn hier met een reisorganisatie en zetten de even groene tentjes als de mijne keurig in een kring om het groepsgevoel te bevorderen. De reisleider of zijn organisatie heeft hoge verwachtingen van zijn deelnemers gehad. Ze mochten vandaag in een keer van Landmannalaugar naar hier lopen. Twee dagetappes voor de prijs van een.
Dat het geen geringe inspanning is geweest blijkt als de eerste knie met problemen arriveert. Geen slimme etappekeuze als je niet kunt garanderen dat iedereen is getraind. Zonde van je vakantie. Jammer. Maar deze eerste avond is de lol er niet minder om. Dat is zeker ook veel waard. Voordat ik vanavond aan mijn tweede e-book begin trakteer ik mijzelf op pasta met zalm. Hopelijk smaakt dat beter dan de chicken curry van gisteren. In ieder geval wordt mijn rugzak elke dag een paar ons lichter. Daarvoor wil je wel blijven eten.
Omdat het nog te vroeg is om te gaan slapen ga ik op verkenning naar het vervolg van het pad. Zo slenter ik wat omhoog en bekijk het bonte vlekkenpatroon onder me. Het rode padvinderscluster links zoals gedacht en de groene wandelorganisatie meer naar rechts. Ik daal weer af en ga achter wat padvinders aan naar de oevers van het meer. Zelfs tot hier staan enkele tentjes. De gewenste natuurbeleving of roep om rust van deze mensen moet nog een stuk sterker zijn geweest dan de mijne. Een kwartier lopen naar een toilet voegt natuurlijk een andere beleving aan je wandeldag toe, maar alle wensen hebben grenzen. Wellicht lossen ze het anders op.
Zo loop ik wat dom rond en slenter tot slot maar terug naar mijn tent om deze mooie wandeldag in gedachte nog een keer na te lopen. Een prachtige dag met weer een enorm afwisselend en schitterend gekleurd landschap. De Laugavegur maakt zijn faam waar. Voorbij rennen weer de hardlopers van vanochtend. Ze zullen nu wel toch wel zo ongeveer bij het eindpunt zijn? Thuis zal ik het eens uitzoeken. Eerst maar even slapen. Negen uur het is al hartstikke laat.
Op Wikipedia lees ik over de Ultramarathon Laugaveur: Dit is een marathon die de gehele route van 55 kilometer omvat van Landmannalaugar naar Thorsmörk en in het midden van juli gelopen wordt. De snelste tijd aller tijden bij de mannen is van de IJslander Björn Margeirsson (in 4:19.55 uur in 2012), en bij de vrouwen de Schotse Angela Mudge (in 5:00:55 uur in 2012). De site van de organisatie leert mij dat dit jaar 513 lopers de finish passeerden en dat de mannelijke winnaar de nacht ervoor de route in tegenovergestelde richting, van het eindpunt naar de start, had gelopen om daar om negen uur 's morgens met de andere deelnemers aan de wedstrijd te beginnen. Dus toen ik bij Hrafntinnusker lag te slapen passeerde hij mij voor de eerste keer en s' morgens om half elf voor de tweede keer. Oké, ik snap deze vorm van sport bijna.
Vanaf een hoge positie lijkt het meer niet zover. De ervaring leert dat het door allerlei verdekte geulen en spelonken langer duurt dan gedacht. Zo worden we na een flinke afdaling toch nog verrast door de aangekondigde doorwading van de Grashagakvisl. Het is geen wilde beek, maar wat ik ook zoek, net te diep om zonder natte schoenen te passeren. Je bent er weer even mee bezig.
Samen met een verliefd Frans stel begin ik aan de voorbereidingen: rugzak af, zandalen eruit halen, schoenen uit, sokken uit, zandalen aan, broek oprollen, rugzak weer om zonder de riem vast te maken, schoenen met de veters samengebonden om je nek en lopen maar.
Voor een indruk nog even terug voor een kijk-mij-nou-foto en aan de andere kant alles weer in omgekeerde volgorde uit en aantrekken. Met de boorden van je sokken kan je je tenen afdrogen. Althans dat was mijn luie oplossing om geen handdoek uit mijn rugzak te hoeven opvissen. En zo worden de aangekondigde vier wandeluren toch nog met een uur verlengd.
De rood-bruine rhyolietbergen liggen inmiddels al ruim een kilometer achter me en na de overschrijding van de Grashagakvisl gaat de route na wat laatste passages door geulen verder door een vlakker wordende vallei. Opvallend hoe op zo een zwarte ondergrond zulke mooie bloemen gedijen. De laatste kilometer gaat over een jeepspoor naar kleine gebouwtjes in de verte bij een meer, Álftavatn.
De Álftavatnhut bestaat in werkelijkheid uit een kleine verzameling hutten: een informatie- en receptiehut, verschillende slaaphutten en een sanitairhut. Hier stinkt het niet en kan je zonder vrees voor je gezondheid onder de douche. Ik mag na betaling van 2000 IJslandse Kronen (ISK) blijven en voor 500 extra ook douchen. Na drie dagen een luxe die ik niet oversla. En voor 400 ISK erbij krijg je een cola. Een al uitspattingen vandaag. IJsland, een land van erupties.
Eerst maar douchen voordat het druk wordt. Briljant vooruitgezien: ik ben tweede in de rij nadat ik voor de linkerkant van het sanitairhut heb gekozen.
Daarmee geef je de controle op de douches aan de rechterkant op en verspeel je de kans om daar eerder aan de beurt te komen. Het is net zoals het kiezen voor de juiste kassa in de supermarkt. Eenmaal gekozen sta je in jouw rij natuurlijk wel achter iemand, die nog even het laatste nieuws met de kassière wil delen. In mijn douche stond iemand die aan de geluiden te horen eerst zijn kleren kwijt was en daarna de cabine totaal schoon en droog aan mij over wilde dragen. Alle tijd om met een vriendelijke Britse dame te praten over de Brexit. Mijn gespreksonderwerp bleek echter een pijnlijke keuze. Ze had nog zo gehoopt het B-word tijdens deze vakantie te ontlopen. Ze begreep het zelf ook niet waarom vele landgenoten zich zo in de vingers willen snijden.
om zeven uur nog een rustige plek |
Zo word ik Benelux-buurman van een groep Vlamingen tussen de achttien en achtentwintig jaar. Ze zijn hier met een reisorganisatie en zetten de even groene tentjes als de mijne keurig in een kring om het groepsgevoel te bevorderen. De reisleider of zijn organisatie heeft hoge verwachtingen van zijn deelnemers gehad. Ze mochten vandaag in een keer van Landmannalaugar naar hier lopen. Twee dagetappes voor de prijs van een.
Dat het geen geringe inspanning is geweest blijkt als de eerste knie met problemen arriveert. Geen slimme etappekeuze als je niet kunt garanderen dat iedereen is getraind. Zonde van je vakantie. Jammer. Maar deze eerste avond is de lol er niet minder om. Dat is zeker ook veel waard. Voordat ik vanavond aan mijn tweede e-book begin trakteer ik mijzelf op pasta met zalm. Hopelijk smaakt dat beter dan de chicken curry van gisteren. In ieder geval wordt mijn rugzak elke dag een paar ons lichter. Daarvoor wil je wel blijven eten.
Omdat het nog te vroeg is om te gaan slapen ga ik op verkenning naar het vervolg van het pad. Zo slenter ik wat omhoog en bekijk het bonte vlekkenpatroon onder me. Het rode padvinderscluster links zoals gedacht en de groene wandelorganisatie meer naar rechts. Ik daal weer af en ga achter wat padvinders aan naar de oevers van het meer. Zelfs tot hier staan enkele tentjes. De gewenste natuurbeleving of roep om rust van deze mensen moet nog een stuk sterker zijn geweest dan de mijne. Een kwartier lopen naar een toilet voegt natuurlijk een andere beleving aan je wandeldag toe, maar alle wensen hebben grenzen. Wellicht lossen ze het anders op.
Zo loop ik wat dom rond en slenter tot slot maar terug naar mijn tent om deze mooie wandeldag in gedachte nog een keer na te lopen. Een prachtige dag met weer een enorm afwisselend en schitterend gekleurd landschap. De Laugavegur maakt zijn faam waar. Voorbij rennen weer de hardlopers van vanochtend. Ze zullen nu wel toch wel zo ongeveer bij het eindpunt zijn? Thuis zal ik het eens uitzoeken. Eerst maar even slapen. Negen uur het is al hartstikke laat.
Op Wikipedia lees ik over de Ultramarathon Laugaveur: Dit is een marathon die de gehele route van 55 kilometer omvat van Landmannalaugar naar Thorsmörk en in het midden van juli gelopen wordt. De snelste tijd aller tijden bij de mannen is van de IJslander Björn Margeirsson (in 4:19.55 uur in 2012), en bij de vrouwen de Schotse Angela Mudge (in 5:00:55 uur in 2012). De site van de organisatie leert mij dat dit jaar 513 lopers de finish passeerden en dat de mannelijke winnaar de nacht ervoor de route in tegenovergestelde richting, van het eindpunt naar de start, had gelopen om daar om negen uur 's morgens met de andere deelnemers aan de wedstrijd te beginnen. Dus toen ik bij Hrafntinnusker lag te slapen passeerde hij mij voor de eerste keer en s' morgens om half elf voor de tweede keer. Oké, ik snap deze vorm van sport bijna.
Aswoestijnen
Zondag 14 juli, wandeldag 3
Zondag 14 juli, wandeldag 3
van Álftavatn (540m) naar Emstrur (465m),
± 6 uur inclusief pauzes,
± 16,2 km, ± 250 m klimmen en ± 285 m dalen
± 6 uur inclusief pauzes,
± 16,2 km, ± 250 m klimmen en ± 285 m dalen
Aanpassing rantsoen
Niets maakt zo’n definitief einde aan de nacht, ook al is hij licht, als het laten leeg lopen van het luchtmatras. Om het oprollen te vergemakkelijken blijf ik er zo lang mogelijk op liggen om er zo veel mogelijk lucht uit te drukken. Tien seconden later lig je op de harde ondergrond en moet de dag wel beginnen.
Niets maakt zo’n definitief einde aan de nacht, ook al is hij licht, als het laten leeg lopen van het luchtmatras. Om het oprollen te vergemakkelijken blijf ik er zo lang mogelijk op liggen om er zo veel mogelijk lucht uit te drukken. Tien seconden later lig je op de harde ondergrond en moet de dag wel beginnen.
Bij het ontbijt kom ik er achter dat mijn etensvoorraad sneller slinkt dan gedacht. Ik moet mij thuis vergist hebben door maar zes in plaats van acht zakjes met muesli in te pakken. Kijken of er morgen in Thorsmörk iets te koop is. Er schijnt daar een klein winkeltje op de camping te zijn. Ook de lunch loopt vandaag op zijn laatste benen. Er resteert nog 1 plak roggebrood, een paar kleine worstje van de Jumbo en tien mueslirepen. Morgen desnoods onderweg soep maken. Dat pakje zit al een paar jaar in mijn voorraad, dus opmaken zal geen kwaad kunnen. Dit wordt weer een goeie dag. Ik voel het.
Mosgroen
De eerste kilometers gaat de route tot de tussengelegen Hvann-gilhut te midden van goddelijk groen bemoste bergen. Dit egale groen wordt hier en daar op natte plekken opgesmukt met een andere soort, oplichtend groen mos. Schitterend. De eerste drie fotomomenten zitten alweer in de tas voor ik amper op weg ben. Jammer dat je ook verder moet wandelen, anders blijf je hier steken. Onder het lopen maar zoveel mogelijk opzuigen en genieten.
Om die Hvanngilhut te bereiken moet na dertig minuten de Bratthalskvisl gekruist worden. Tijdens mijn voorbereiding op de doorwading arriveert ook de Engelse damesgroep. Na enkele begroetingen en typisch Engelse beleefdheidsvragen hoe het mij gaat, was ik als eerste aan de overkant en heb ik ze daarna pas op het eindpunt bij de Emstrur-hutten teruggezien.
Terugblik op de Bratthalskvisl waar de meeste Engelse dames inmiddels de overkant hebben bereikt en weer hun schoenen aantrekken |
Vanaf hier is het een uur lopen naar de hut in Hvanngil. Het pad gaat na de doorwading omhoog en op de achterliggende groene hoogte regelmatig over een jeepspoor. Een Amerikaanse man uit Texas passeert mij halverwege. In weinig woorden wisselen we onze bewondering voor het landschap uit en vervolgen onze weg.
Met op de verre achtergrond uitlopers van de Myrdals-gletsjer loop ik hier in deze moswereld voor het eerst echt alleen. Heerlijk. Vlak voor de Hvanngilhut nog door de ondiepe Hvanngilbeek. Tijd voor een rust uit de wind vlakbij de hut.
Hvanngilbeek |
Links de Hvanngilhutten |
Na de Hvangilhut bestaat de rest van de route uit grote zwarte asvlaktes onderbroken door twee beken, een rivier en een niet al te hoge pas. Als eerste een klein stukje over het Hvanngilshraun lavaveld.
Het groene mos heeft zich hier terug-getrokken op de omliggende heuvels. Alles om me heen en vooral onder me is zwart met uitzondering van de verspreide planteneilandjes die prachtig wit-lila in bloei staan. Ik loop hier op het juiste moment, blijkbaar is juli de bloeimaand in IJsland. Het traject is vlak en gaat over in jeepspoor F210. Dat schiet goed op.
Een zestal Tsjechische jongeren haalt mij in, maar bij het foto's maken bij de brug over de wilde gletsjerbeek Kaldaklofskvísl sluit ik weer aan zodat ik de groepsfoto kan maken. Als tegenprestatie mag ik ook op de foto.
Veel kruispunten zullen er in het binnenland van IJsland niet zijn. Ik ben er tot nu toe nog niet een tegen-gekomen. Een paar honderd meter na de brug over de Kaldaklofskvísl beleef ik mijn eerste. Over bewijzering valt niets te klagen op dit verkeersplein. Zowel aan de jeeps als de wandelaars is gedacht.
Wij vervolgen over jeepspoor F261 en zien even later dat dit spoor de gletscherbeek Bláfjallakvísl in duikt. Daar stroomt het zo te zien veel te hard voor ons. Met de Tsjechen wijk ik uit naar een breder, maar rustiger en ondieper stuk. De doorwading verloopt zonder problemen. Gaandeweg is zo'n gletsjerrivier wel redelijk verfrissend en krijgt de bloedsomloop in je kuiten ademnood. Het schijnt heel gezond te zijn. Daar heb je verder geen aandacht voor, want je bent veel te geconcentreerd met je stokken en je voeten in de weer om je balans te bewaren. De overkant is even het enige doel op aarde.
Mijn Tsjechische kompanen tijdens de oversteek van de Bláfjallakvísl |
Hoewel mijn tuniek vanochtend nog stoer uit een shirt met korte mouwen bestond, dwong de wind al snel tot de aanvulling met mijn regenjack als windbreker. Dat kwam op de eerste grote asvlakte goed uit tijdens een verfrissende regenbui. De temperatuur zal daarbij wel onder de tien graden zijn gezakt.
Op die zwarte vlakte haal ik na de doorwading het verliefde Franse stel in dat ik gisteren en eergisteren ook al tegenkwam. Net als toen loopt hij voortdurend met muziek aan die tot op tien meter te horen is. Waar de benodigde stroom vandaan komt is mij niet duidelijk. Bij de hutten heb ik geen oplaadpunten gezien. Hij draagt slechts een dagrugzak en zij is maagdelijk voor wat betreft draaglast. De rest van hun bagage wordt vervoerd.
Als ik ze passeer kom ik bovenwinds te lopen en kan dan nog meer meegenieten van de muziek. Ongetwijfeld zijn het aardige mensen, maar waarom je constant met voor iedereen hoorbare muziek moet rondlopen ontgaat me. Zeker in dit prachtige landschap. Doe dan headphones op. Misschien is het angst voor de stilte?
Omdat ongestoord wandelen met natuurlijke geluiden mijn voorkeur heeft laat ik ze passeren en vraag of het goed gaat met de disco. Ik blijf vanaf dat moment een ruime vijftig meter achter ze. Iedere keer als zij stoppen moet ik ook net even een bloemetje fotograferen of mij oriënteren in het terrein. Later op de dag was de muziek uit. Of de batterij was eindelijk leeg of mijn intonatie is uitschakelend geweest. Daarna bleven we elkaar weer vriendelijk en van dichtbij groeten.
Halverwege de zwarte Emstrur-woestijn deelt de Innri-Emstruá rivier het gebied in tweeën. Gelukkig mogen we via de F261 over een brug. De wild kolkende rivier stort zich net na de brug in een kloof die in het basalt is uitgesleten. De Tsjechen waaieren uit om zich in alle standen bij en naast de waterval te vereeuwigen.
Ondanks, of misschien juist door de zwarte wereld blijven er genoeg fotomomenten. Zoals voor de plukjes bloeiende bloemen waarmee de vlakte is bestrooid of de roze lage bloemen vlak bij de brug.
Gestaag ga ik verder in mijn rustige tempo en begin aan de zuidelijke helft van de Emstrur-woestijn. Normaal zou zo’n leegte, zo’n eindeloos niets, demotiveren, maar in deze omgeving met groen oplichtende heuvel- en bergruggen op de flanken is het zeker geen straf. Mooi man.
Na het passeren van de lage pas tussen enkele groenzwarte heuvels rust ik wat tegen een steen en zie hoe andere wandelaars langzaam kleiner worden in de volgende uitgestrektheid. Ook deze laatste vlakte blijft boeien hoewel het lopen over stukken mul lavazand aardig begint door te wegen. Dat is als sloffen over een mul zwart strand zonder zee.
De Tsjechen hebben me weer gepasseerd en worden snel kleiner |
Om de hoek zullen de Emstrur-hutten opduiken. op de achtergrond gletsjeruitlopers van de Myrdalijskap |
Hoewel ik in de verte al zicht krijg op de gletsjeruitlopers van de Myrdalijskap weigeren de Emstrur-hutten in beeld te komen. Pas na het ronden van een berg en het passeren van een verhoging in het terrein komen ze rond drie uur in de middag in een kom te voorschijn. De bivakplaats bestaat uit verschillende niveaus. Boven aan zwarte as-terrassen en verder naar beneden, onderaan een lange trap, een groene etage direct langs een beek.
Ik ben niet de eerste maar heb ruime keus voor mijn tentplek. De Texaanse twintiger die elke dag minstens een uur na mij start en met zijn hogere tempo mij rond twaalf uur weer inhaalt, ligt al kant en klaar in zijn tent een boek te lezen. Hij heeft gekozen voor de uiterste hoek van het bovenste terras. “Als ik mijn tent er naast zet dan hebben wij beiden geen last van de gebruikelijke vloed aan wandelaars later op de dag” bedenk ik mij. Hij heeft geen bezwaar tegen mijn nabuurschap. Ik hou uit beleefdheid een gepaste afstand. Dom, want later op de avond als de woningnood stijgt wurmt een Oekraïner zich er nog tussen. Als ik vanuit mijn tent mijn arm strek kan ik zijn tent aanraken. Wat ik dan nog niet weet is dat deze Oekrainer snurkt. Dat schijn ikzelf ook te doen, maar daar heb ik doorgaans geen last van.
Een voor een komen alle groepen binnen. De Vlamingen kiezen voor een etage beneden mij, naast de IJslandse groep van eergisteren. Dan al is het ruimtegebrek zo toegenomen dat de groep zich moet splitsen in twee clusters van drie tenten. Wellicht om de eenheid toch te bewaren wordt er vrolijk een soort quiz gespeeld. Het verdrijft de tijd en de gedachte aan pijntjes is mijn inschatting. Van de organisator, die vooruitgelopen was, weet ik al dat er morgen waarschijnlijk niet doorgelopen wordt naar het eindpunt in Thorsmörk. De blessures eisen hun tol. Als mij dat zou overkomen zou ik dat erg jammer vinden, maar te horen aan de gezelligheid valt hun teleurstelling mee. De Engelse dames zitten weer in een van de hutten. Alleen de jonge Franse padvinders mis ik om zes uur ’s avonds nog. Toch tel ik al zeker dertig tentjes.
De Franse padvinders hebben hun rode tenten deze middag aan de andere kant van de hutten achter een heuvel verstopt wordt mij later op de avond duidelijk. Ik sprak er een aan, die mij tevens informeerde dat ze uit Denemarken komen. Dat feit kan ik billijken, maar er gaat de laatste dagen iets mis met mijn taalherkenning. Het kan ook zijn dat mijn gehoor achteruitgaat. Ook dat hoor ik liever niet.
Helaas is er bij de Emstrur-hutten geen internet en telefoonverbinding. Dan morgenvroeg maar op een van de eerste bergen aan Judith en Maxime melden dat alles goed gaat. Eerst mijn rugzak wat lichter eten. De pasta met zalm van gisteren was een succes. Vandaag valt de keuze op saté babi. Een en al afwisseling in poedervorm, het houdt niet op. Dit keer wijk ik uit naar een gemeenschapstent waar ik veilig met mijn brandertje in de weer kan en nog kort aan een Nederlandse in Amerikaans gezelschap kan uitleggen waar ik vandaan kom.
In tegenstelling tot andere trektochten heb ik dit jaar geen enkele keer naar de weersverwachting gekeken. Normaal niet zo slim. Of het de normaalste zaak van de wereld is loop ik al drie dagen met redelijk droog weer rond. Voornamelijk zwaarbewolkt was de lucht met een temperatuur van rond de tien graden. Vandaag twee kleine buitjes en voor de rest een paar keer wat regen gedurende de nacht. De Vlamingen hadden de weerberichten keurig elke dag gecontroleerd en hebben de eerste twee dagen vrezend en op regen voorbereid rondgelopen. Soms is naïeve slordigheid een voordeel.
De volgende ochtend geeft deze foto een idee van de bezetting. Er is dan al een aantal tentjes weg. Rechts het groene halve cluster van de Vlamingen. |
De Franse padvinders hebben hun rode tenten deze middag aan de andere kant van de hutten achter een heuvel verstopt wordt mij later op de avond duidelijk. Ik sprak er een aan, die mij tevens informeerde dat ze uit Denemarken komen. Dat feit kan ik billijken, maar er gaat de laatste dagen iets mis met mijn taalherkenning. Het kan ook zijn dat mijn gehoor achteruitgaat. Ook dat hoor ik liever niet.
De volgende ochtend geeft een terugblik op de Emstrur-hutten en bivakplaats een goed overzicht. Er zijn dan al een aantal tentjes weg |
In tegenstelling tot andere trektochten heb ik dit jaar geen enkele keer naar de weersverwachting gekeken. Normaal niet zo slim. Of het de normaalste zaak van de wereld is loop ik al drie dagen met redelijk droog weer rond. Voornamelijk zwaarbewolkt was de lucht met een temperatuur van rond de tien graden. Vandaag twee kleine buitjes en voor de rest een paar keer wat regen gedurende de nacht. De Vlamingen hadden de weerberichten keurig elke dag gecontroleerd en hebben de eerste twee dagen vrezend en op regen voorbereid rondgelopen. Soms is naïeve slordigheid een voordeel.
Overgang
Maandag 15 juli, wandeldag 4
Maandag 15 juli, wandeldag 4
van Emstrur (465m) via camping Langidalur (240m)
naar camping Básar (240m),
± 7 uur inclusief pauzes,
± 19 km, ± 305 m klimmen en ± 590 m dalen
naar camping Básar (240m),
± 7 uur inclusief pauzes,
± 19 km, ± 305 m klimmen en ± 590 m dalen
Overgang over de Krossa, overgang naar een andere tocht |
Het was echt een dag van overgangen. Overgangen over en door rivieren, twee met een brug en een te voet, en de overgang van de Laugavegur-tocht naar de Fimmvörduhals-tocht. Maar de meest kenmerkende overgang van vandaag was de verandering van het landschap. Van lopen door een kaal landschap naar slingeren tussen struiken en boompjes. Halverwege waren de stuiken nog maar kleine hoopjes in de vlakte, maar na de rivier de Prönga bereikten ze een hoogte van rond de vier meter. Het einde van de etappe ging zelfs door een mini-bos.
Tussen de berg Einhyrningur en de Ljosa beek worden de boompjes gaandeweg hoger |
Gisterenavond besefte ik mij ineens dat ik al bijna een week geen idee heb wat er in de wereld gebeurt. Om de batterij van mijn telefoon te sparen en te bewaren voor momenten dat je hem echt nodig hebt schakel ik hem voortdurend uit. Opladen is bij de meeste hutten onmogelijk. Geen nieuws, geen mails, slechts korte gesprekken met Judith om door te geven dat alles goed gaat. Sinds de aankomst in IJsland draait alles om het lopen van de route, het vinden van een slaapplaats, en zo nu en dan een bescheiden aanvulling van de etensvoorraad. Een vernauwde wereld van een pad langs paaltjes met een rode of een blauwe kop. Daarbij hier en daar enkele mensen die er sinds Landmannalaugar bijhoren. Een blinde vlek die voorlopig prima bevalt.
Overgang over het Krossa-stroombed richting camping Basar |
Slechts enkelen die ik eerder zag en sprak, zoals de Tsjechische kunstschilder in opleiding, mijn buurman van de afgelopen nacht, trekken door naar Camping Basar in de streek Godaland (land van de goden), aan de overkant van het grote grindbed van de rivier Krossá. Ze gaan net als ik voor een verlenging met het wandelen van de Fimmvörduhals-tocht.
Wild op pad
Vanochtend om halfzeven was ik de nacht zat. Soms was ik wakker geworden door vlagen indringende zwavellucht en dan weer door het Oekraïens gesnurk een meter naast me. Tegen halfacht gisterenavond propte hij zijn tentje nog tussen die van mij en de stille Texaan. Het werd vandaag een vroege start.
Na het verlaten van de Emstrur-bivaklocatie zag ik bij een terugblik dat enkele trekkers de ruimte beter hadden uitgebuit dan de meeste anderen. Ze hadden zelf de grenzen verlegd tot diep in het dal. Meer half wildkamperen. Wel mooier en rustiger dan mijn plek, alleen ben je voor een bezoek aan de officiële toiletten een kwartier aan het klimmen. Maar dat zal ook wel in stijl zijn aangepast tot wildplassen en andere combinaties met wild.
Diepe kloven
Deze dagtocht begon na twee kilometer met een afdaling naar een brug over de Fremri-Emstruá, een gletsjerrivier van een gletsjertong van de Mýrdalsgletsjer, die zich diep in de basaltbodem heeft ingesneden. Met een smalle brug en een paar planken op metalen palen langs de rotswand werd deze wild stromende blubberrivier overwonnen.
De voedende gletsjer van de Fremri-Emstrua is dichtbij |
aan de overkant gaat het verder over een smal pad en een houten stellage |
Terugblik op de overgang |
Markarfljót |
Het pad komt hierna even op een vrij vlak terrein, Sandar genaamd, met uitzicht op de Markarfljót-kloof. Bij de omschrijving vlak moet je verschillende diepe insnijdingen in het terrein even niet meerekenen. Een kilometer verder wordt de doorgang versperd door de bergrug Langhals, die als een stenen muur oprijst en dwingt tot een klim van een meter of zeventig. Na zo'n klim is het altijd weer lekker om terug te kijken. Een soort (na)genieten van het landschap, van de inspanning, van een korte pauze en van een foto van mijzelf.
Terugblik op het gebied Sandar |
Aan de overkant van de Markarfljót is de Einhyrningur (eenhoorn) te zien. Dat is een rots die van de ene kant op een eenhoorn, en van de andere kant volgens sommigen op een draak lijkt. Bij die eenhoorn heb ik nog een beetje beeld, maar die draak was even weg toen ik passeerde. Zeker bij de trollen. Daar geloven de IJslanders ook in.
Einhyrningur |
de eerste lage wilgenstruiken |
de eerste schapen |
Langzaam verliest het pad aan hoogte en verschijnen de eerste wilgenbosjes. Een paar kilometer verder kom ik zelfs de eerste schapen op deze tocht tegen. De boompjes worden hoger.
De smalle, diep uitgesneden Ljosa-beek steek ik rond halftwaalf over om weer aan de beklimming van een heuvelrug te beginnen. Boven verwacht ik de Prönga te zien. De rivier die te voet moet worden overgestoken en waar ik in de Duitse wandelgids voor gewaarschuwd ben.
Das Durchwaten des reissenden Gletscherflusses, der aus dem Myrdalsjökull entspringt, ist das grösste Hindernis auf dem Laugavegur. Der Fluss ändert nicht nur oft seinen Lauf, auch Strömung und Wassertiefe können stark wechseln. Unter “Normalbedingungen” bereits knietief, kan der Pegel (waterhoogte) der Prönga bei ausgiebigen Niederslag oder warmen Wetter rasch in die Höhe schnellen. Die wahl einer geeigneten Furt und das Durchwaten sollten mit der nötigen Umsicht erfolgen.
Nou we gaan het beleven. Voorlopig zie ik nog niks. Pas als ik aan de afdaling van de heuvelrug bezig ben komt het brede keienstroombed in beeld.
Van boven kan ik al ruim van tevoren zien waar anderen oversteken en waar het pad aan de overkant weer verder gaat. Blijkbaar is er geen consensus, want honderd meter stroomopwaarts wordt ook druk overlegd. Mijn voorganger vindt de plek waar het pad min of meer naar toe leidt blijkbaar te onrustig en speurt ook stroomopwaarts verder.
Ik loop gewoon naar het water en ben niet echt onder de indruk. Nog even denk ik aan mijn lessen opgedaan tijdens de Kungsleden in Zweden: altijd een beek op het breedste punt doorwaden. Daar stroomt het doorgaans het minst snel en is hij het ondiepst. Maar doorslaggevend om meteen op het eerste de beste punt over te steken was de wetenschap dat ik hier tien minuten geleden anderen had zien oversteken. Hoe simpel kan het zijn.
De Prönga stroomde weliswaar sneller dan eerdere te doorwaden beken, maar toch veel rustiger dan verwacht. Het was goed te doen. Apart dat een jonge vrouw zich op de rug van haar vriend naar de overkant liet dragen. Hij moest nu drie keer heen en weer om ook de twee rugzakken aan de goede kant te brengen. Hoe spannend of gemakkelijk wil je het hebben.
Einde Laugavegur
Na de Prönga en alle nevenstroompjes te hebben doorwaad volgt een klimmetje en los ik op in het bos. Op internet lees ik dat dit een van de weinige natuurlijke bossen is op IJsland. Er groeien vooral berken. Dat hier een bos kan groeien komt doordat het gebied is omgeven door hoge bergen die het tegen kou beschutten. Bovendien ligt het bos tussen de twee grote rivieren Prönga en Krossá ingeklemd, waardoor het beschermd is tegen schapen die de vegetatie kunnen verwoesten. Deze rivieren vormen een niet te nemen hindernis voor de schapen die overal op IJsland los rondlopen.
Hoewel de totale afstand van de Emstrur-hut naar de Basar-hut negentien kilometer was liep het makkelijker dan gisteren. Het middenstuk was redelijk vlak en daar schoot het goed op.
Das Durchwaten des reissenden Gletscherflusses, der aus dem Myrdalsjökull entspringt, ist das grösste Hindernis auf dem Laugavegur. Der Fluss ändert nicht nur oft seinen Lauf, auch Strömung und Wassertiefe können stark wechseln. Unter “Normalbedingungen” bereits knietief, kan der Pegel (waterhoogte) der Prönga bei ausgiebigen Niederslag oder warmen Wetter rasch in die Höhe schnellen. Die wahl einer geeigneten Furt und das Durchwaten sollten mit der nötigen Umsicht erfolgen.
Nou we gaan het beleven. Voorlopig zie ik nog niks. Pas als ik aan de afdaling van de heuvelrug bezig ben komt het brede keienstroombed in beeld.
Het stroombed van de Prönga |
Ik loop gewoon naar het water en ben niet echt onder de indruk. Nog even denk ik aan mijn lessen opgedaan tijdens de Kungsleden in Zweden: altijd een beek op het breedste punt doorwaden. Daar stroomt het doorgaans het minst snel en is hij het ondiepst. Maar doorslaggevend om meteen op het eerste de beste punt over te steken was de wetenschap dat ik hier tien minuten geleden anderen had zien oversteken. Hoe simpel kan het zijn.
Einde Laugavegur
Na de Prönga en alle nevenstroompjes te hebben doorwaad volgt een klimmetje en los ik op in het bos. Op internet lees ik dat dit een van de weinige natuurlijke bossen is op IJsland. Er groeien vooral berken. Dat hier een bos kan groeien komt doordat het gebied is omgeven door hoge bergen die het tegen kou beschutten. Bovendien ligt het bos tussen de twee grote rivieren Prönga en Krossá ingeklemd, waardoor het beschermd is tegen schapen die de vegetatie kunnen verwoesten. Deze rivieren vormen een niet te nemen hindernis voor de schapen die overal op IJsland los rondlopen.
Hoewel de totale afstand van de Emstrur-hut naar de Basar-hut negentien kilometer was liep het makkelijker dan gisteren. Het middenstuk was redelijk vlak en daar schoot het goed op.
Aardige klimmetjes waren er net voor de Prönga en op het stuk naar camping Langidalur. Op die laatste hoogte stopte ik even om met mijn telefoon verbinding te zoeken. Dat lukte en zo kon ik Judith de vorderingen vertellen. Omgekeerd hoor ik dat thuis de voorbereidingen op haar IJslandreis nog niet echt zijn gestart. Zoals gebruikelijk wordt het uitgesteld tot de laatste dag. Quilten heeft voorrang. Ieder heeft zijn eigen prioriteiten en eigen aanpak. Moet zo blijven.
De bewijzeringspaaltjes zijn sinds Alftavatn genummerd. Ze lopen in de richting van Thorsmörk af. Ongemerkt ga je die nummers nog bijhouden ook en ben je op weg naar paaltje nummer 1. Daar moet dan Thorsmörk zijn. Maar Thorsmörk blijkt de hele regio te zijn. Op het eindpunt stond een armzalig bord aan de rand van een onbeduidend bospad. "Met een foto neem je zelf maar afscheid van jouw Laugavegur-trektocht" is blijkbaar de gedachte. Tabee dan maar.
De bewijzeringspaaltjes zijn sinds Alftavatn genummerd. Ze lopen in de richting van Thorsmörk af. Ongemerkt ga je die nummers nog bijhouden ook en ben je op weg naar paaltje nummer 1. Daar moet dan Thorsmörk zijn. Maar Thorsmörk blijkt de hele regio te zijn. Op het eindpunt stond een armzalig bord aan de rand van een onbeduidend bospad. "Met een foto neem je zelf maar afscheid van jouw Laugavegur-trektocht" is blijkbaar de gedachte. Tabee dan maar.
een wazig einde van de Laugavegur |
naar camping Langidalur |
En verder gaat het weer, verder naar de dichtbijgelegen Langidalur camping. "In Thorsmörk staan meerdere hutten, een lavagrill-restaurant, een bar en een kiosk" staat er in mijn notities voor vandaag. Wat ik maanden geleden bij het maken van deze notities over het hoofd heb gezien is dat dat restaurant en die bar bij de andere camping staan, drie kilometer de tegenovergestelde kant op. Nog een geluk dat het meisje van de Langidalur camping om twee uur voor mij het winkeltje open wilde doen. De normale openingstijd liep vanaf vijf uur ’s middags en dan had ik voor de aanschaf van het ontbijt en de lunch van morgen en overmorgen lang moeten wachten. Nu heb ik voor 2000 IJslandse Kronen (ongeveer 14 Euro) een cola, drie marsen en een rol chocoladebiscuits 'mogen' kopen.
Ik blijf op het terras van dat winkeltje een half uur rusten om op mijn gemak deze goudgerande Pepsi cola en de helft van de biscuitrol te verbrassen. Die helft van de rol diende direct als uitgestelde lunch van vandaag. Weight Watchers heb je hier alleen nodig om te controleren of je niet te veel afvalt.
Camping Basar
De Laugavegur voorbij, op naar de start van de Fimmvörduhals, de tweede wandeling van mijn 2019-IJslandtrektocht. Daarvoor trek ik door naar de Basar camping die vlakbij het begin van de Fimmvörduhals ligt. De drie kilometer tussen Langidalur en Basar gaan over een breed keienstroombed van de Krossá rivier. Die snel stromende rivier wil nog wel eens van loop veranderen en daarom hebben lokale hobbyisten een verrijdbare brug gemaakt met behulp van twee wielstellen en een frame uit een bouwkraan. Om op de keienvlakte niet te verdwalen en goed bij de brug uit te komen zijn er palen met gele koppen die je er naar toe leiden.
aan de zuidkant van de Krossa op weg naar camping Basar |
De hut en de camping Basar overtreffen mijn verwachtingen en zijn de mooiste tot nu toe. Het is er niet stampvol en de plekken voor de tentjes liggen verspreid tussen de struiken. Daardoor krijgt de wind minder kans en worden de trekkers beter verspreid over het gebied. Om drie uur ’s middags is het er nog niet druk. Ik klets wat met een man uit Keulen, die twee dagen eerder de Fimmvörduhals vanuit Skogar in 1 keer heeft gelopen en vandaag daarom maar een rustdag heeft genomen om bij te komen. Daar heb ik beeld bij. De Fimmvörduhals is vijfentwintig kilometer lang en laat je vanuit Basar naar Skogar 950 meter klimmen en 1100 meter dalen. Wat ik toen nog niet wist was de zwaarte van die klim- en daalmeters. De Duitser was ondanks de regen, de sneeuwvelden en de mist wel erg enthousiast over het gepasseerde landschap.
Op een beetje pech heb je recht. Na het verslag van de Duitser stopt mijn fototoestel er spontaan mee. Lege batterij. Mijn tweede batterij ligt zu Hause. Voor ISK 500 mag mijn telefoon aan de oplader bij de receptie, dan kan ik daar morgen met enig beleid toch nog de mooiste vergezichten mee vastleggen. Omdat ik nu al aan het uitgeven was kocht ik voor nog eens ISK 500 vier minuten douchetijd. Net gek al deze faciliteiten midden in deze afgelegen wildernis. Ook maar meteen mijn tweede paar schoon ondergoed er tegenaan. Moet kunnen met nog twee wandeldagen te gaan.
Geen Fimmvörduhals?
Vandaag wordt door de receptie het lopen van de Fimmvörduhals afgeraden vanwege de weerscondities boven in de bergen. De jonge vrouw van de receptie raadt mij aan morgen tussen acht en tien terug te komen, want dan heeft ze een nieuw weerbericht en contact gehad met de hut boven op de pas. Met deze benadering had ik in mijn planning geen rekening gehouden. Maar bedenk ik ter plekke, mocht het morgen niet lukken dan kan ik de tocht nog altijd over twee dagen uitsmeren door woensdag omhoog te gaan en donderdagmorgen op tijd naar Skogar, het eindpunt, af te dalen. Dan kan ik om twee uur meteen in de bus naar Reykjavik stappen, die ik voor die dag gereserveerd heb. Ook bestaat er natuurlijk de mogelijkheid en uitdaging om het op woensdag in 1 keer te doen. Spannend, kijken wat het wordt.
Tussen de gletsjers
Dinsdag 16 juli, wandeldag 5
Dinsdag 16 juli, wandeldag 5
van camping Básar (240m) via Fimmvörduhals-pas (1050m)
naar Skógar (25m), ± 9 uur inclusief pauzes,
± 25 km, ± 1000 m klimmen en ± 1225 m dalen
naar Skógar (25m), ± 9 uur inclusief pauzes,
± 25 km, ± 1000 m klimmen en ± 1225 m dalen
Droom
De afgelopen vijf dagen zijn als een droom voorbijgegaan. Een veel te korte droom. De eerste wandeldag lijkt alweer weken geleden. De geplande trektocht is vanmiddag een dag eerder beëindigd dan gepland. Vanochtend kreeg ik bij de receptie van camping Basar niet alleen het weer van vandaag, maar ook dat van morgen te horen. Vandaag prima droog weer, maar morgen de hele dag regen. De man adviseerde mij om de tocht vandaag in één dag te lopen. Naar zijn ervaring zou een langzame wandelaar er tien uur over doen: vijfentwintig kilometer met 1000 stijg- en 1225 daalmeters.
Het is dus in één dag geworden. Het werd in het echt een aaneenschakeling van afwisselende werelden met verschillende kleuren en temperaturen. Een aanrader kan ik nu zeggen.
Gewoon beginnen
De route en het landschap kende ik vooraf alleen gebrekkig van een beschrijving uit mijn wandelgids. Ik wist dat er enkele steile stukken bij zouden zitten. Op mijn A-4 met notities uit de gids en van internet stond de volgende beschrijving voor de gedachte eerste dag:
Hier en daar steile etappe, sneeuwval mogelijk. Onderweg gebrek aan drinkwater, voldoende meenemen. Markering; paaltjes met blauwe kop. Op weg naar Falkhofud is het pad deels met kettingen beveiligd. Op Kattarhryggir smalle graat met veel wind. Vervolgens steek je het plateau Morinsheiði over. Daarna smalle graat Heljarkambur met hier en daar kettingen. Volg gele markeringsstangen. Op de klim vanaf Brattafönn oude sneeuwvelden, kunnen verijsd zijn. De hut Fimmvörðuskáli ligt op een rug 1 km ten westen van het pad over Fimmvörðuháls-pas. Kamperen is daar door het terrein (steil, stenig) zo goed als onmogelijk!
Voor de gedachte tweede dag:
De weg gaat langs de Skógá-slenk naar beneden. Veel mooie watervallen. Voldoende drinkwater onderweg. Blijf na de brug de Skógá volgen. Prachtige watervallen en groen mos. Vlak voor de camping de mooie waterval Skógáfoss. Overnachten op Skogar camping of in hotel? Er is ook een museum. Snelrestaurant in gemeentecentrum. Verken bus naar Reykjavik.
Conclusie: veel moeilijk uitspreekbare namen. Met de kaart en mijn notities kun je nog niet echt een voorstelling maken van wat je te wachten staat. Kettingen heb ik in de loop der jaren al genoeg gezien, dus dat zal hier ook wel goed komen. Aan het einde is er een camping en een restaurant. Uitstekend. Kortom: water meenemen en gewoon aan beginnen.
Omhoog
Vannacht heeft het een paar keer geregend en om zes uur hoop ik echt dat het eindelijk droog wordt. Gelijk met de Zwitserse meisjes die ik gisteren bij de receptie leerde kennen stond ik om acht uur bij de balie voor de laatste update van het weerbericht.
De afgelopen vijf dagen zijn als een droom voorbijgegaan. Een veel te korte droom. De eerste wandeldag lijkt alweer weken geleden. De geplande trektocht is vanmiddag een dag eerder beëindigd dan gepland. Vanochtend kreeg ik bij de receptie van camping Basar niet alleen het weer van vandaag, maar ook dat van morgen te horen. Vandaag prima droog weer, maar morgen de hele dag regen. De man adviseerde mij om de tocht vandaag in één dag te lopen. Naar zijn ervaring zou een langzame wandelaar er tien uur over doen: vijfentwintig kilometer met 1000 stijg- en 1225 daalmeters.
Het is dus in één dag geworden. Het werd in het echt een aaneenschakeling van afwisselende werelden met verschillende kleuren en temperaturen. Een aanrader kan ik nu zeggen.
Een van de Skoga-watervallen |
De route en het landschap kende ik vooraf alleen gebrekkig van een beschrijving uit mijn wandelgids. Ik wist dat er enkele steile stukken bij zouden zitten. Op mijn A-4 met notities uit de gids en van internet stond de volgende beschrijving voor de gedachte eerste dag:
Hier en daar steile etappe, sneeuwval mogelijk. Onderweg gebrek aan drinkwater, voldoende meenemen. Markering; paaltjes met blauwe kop. Op weg naar Falkhofud is het pad deels met kettingen beveiligd. Op Kattarhryggir smalle graat met veel wind. Vervolgens steek je het plateau Morinsheiði over. Daarna smalle graat Heljarkambur met hier en daar kettingen. Volg gele markeringsstangen. Op de klim vanaf Brattafönn oude sneeuwvelden, kunnen verijsd zijn. De hut Fimmvörðuskáli ligt op een rug 1 km ten westen van het pad over Fimmvörðuháls-pas. Kamperen is daar door het terrein (steil, stenig) zo goed als onmogelijk!
Deze schets heb ik later gemaakt. De 1 op 100.000 kaart gaf veel meer informatie. |
De weg gaat langs de Skógá-slenk naar beneden. Veel mooie watervallen. Voldoende drinkwater onderweg. Blijf na de brug de Skógá volgen. Prachtige watervallen en groen mos. Vlak voor de camping de mooie waterval Skógáfoss. Overnachten op Skogar camping of in hotel? Er is ook een museum. Snelrestaurant in gemeentecentrum. Verken bus naar Reykjavik.
Conclusie: veel moeilijk uitspreekbare namen. Met de kaart en mijn notities kun je nog niet echt een voorstelling maken van wat je te wachten staat. Kettingen heb ik in de loop der jaren al genoeg gezien, dus dat zal hier ook wel goed komen. Aan het einde is er een camping en een restaurant. Uitstekend. Kortom: water meenemen en gewoon aan beginnen.
prachtige kampeerplekken op camping Basar |
Vannacht heeft het een paar keer geregend en om zes uur hoop ik echt dat het eindelijk droog wordt. Gelijk met de Zwitserse meisjes die ik gisteren bij de receptie leerde kennen stond ik om acht uur bij de balie voor de laatste update van het weerbericht.
Een vijftig meter voor ze uit steek ik een halfuur later een bruggetje over en passeer ik het startbord van de Fimmvörduhals. Daarna gaat het direct met balktredes omhoog door een struikenzone waarin vanuit het niets een sneeuwhoen-moeder me voor de voeten loopt om mij af te leiden van de kuikens die zich in de lage struiken verstoppen. Ze houdt zo hardnekkig vol dat ik zelfs tijd heb om mijn camera te pakken.
Binnen no time zijn de eerst tientallen meters gestegen en de eerste foto’s genomen. Mijn fototoestel is tijdens de nacht tot inkeer gekomen en werkt weer mee. Daar ben ik echt blij mee. Slingerend gaat het pad verder omhoog langs een eerste vreemde rots, waarlangs terugkijkend de rivier Krossá en de brede keienstrook van gisteren goed is te overzien.
Kort daarna komt mijn Tirolervaring van vorig jaar goed van pas bij een kort stukje berggraat waar het aan beide zijden flink afloopt en het pad zich versmalt tot een echt bergpad. Dat duurt maar kort. Het moet de Kattarhryggir uit mijn aantekeningen zijn geweest. Ik kan me voorstellen dat je hier met een storm niet op je gemak loopt. Maar het was vandaag op dit punt in de klim nog bijna windstil. Dus geen probleem.
Het stroombed van de Krossa waar ik gisteren ben overgestoken |
Kort daarna komt mijn Tirolervaring van vorig jaar goed van pas bij een kort stukje berggraat waar het aan beide zijden flink afloopt en het pad zich versmalt tot een echt bergpad. Dat duurt maar kort. Het moet de Kattarhryggir uit mijn aantekeningen zijn geweest. Ik kan me voorstellen dat je hier met een storm niet op je gemak loopt. Maar het was vandaag op dit punt in de klim nog bijna windstil. Dus geen probleem.
Over brede stroken gaat het verder omhoog tot ik een eerste rust neem met op de achtergrond de uitlopers van de Mýrdalsgletsjer. De Zwitserse meisjes willen wel een foto van mij nemen en gaan verder. Later halen we elkaar regelmatig in.
Russische jongens met regenjas aan komen vanuit de tegenovergestelde richting de heuvel af. Er is volgens hun boven op de Fimmvörduhals-pas veel koude wind. Met regen en windvlagen hadden ze overnacht bij de Baldvinsskáli-hut en zijn zo te zien blij nu in een rustige zone aan te komen. Oké, we gaan het zien.
De rustpauze was niet voor niets geweest. Het gaat meteen weer flink omhoog op de flank van de berg Heidarhorn. Boven, inmiddels is de achthonderd meter bereikt, is het nog te vroeg om alweer te rusten en gaat het lekker ontspannen verder over de grijze vlakte Morinsheidi. De wind neemt hier al iets toe, maar gelukkig in de rug en daarmee blijft het nog net korte mouwen weer.
Omdat mijn kaart van 1 op 100.000 zo grof is krijg ik geen goede overeenkomst met de omgeving. Ook niet met de aanvullingen uit de aantekeningen. Ik heb me er bij neergelegd. Met de prima routemarkering volg ik trouw het spoor en laat me zo regelmatig verrassen door een nieuwe wereld. Zo kijk ik al wandelend op de Morinsheidi-vlakte speurend naar de tegenoverliggende helling waar ik wandelaars omhoog zie gaan. Hier en daar zijn kleine fel gekleurde vlekjes van rugzakhoezen te zien.
Voorlopig zie ik nog duidelijk de rugzakken van de Zwitserse meisjes voor me. Tot die ineens verdwijnen. Even later sta ik zelf aan een diepe slenk in het terrein tussen de hoogvlakte en de daarachter gelegen Brattafönn-helling.
In de slenk Heljarkambur afdalen is nog redelijk te doen maar eruit klimmen is weer een aparte truc. Langs kettingen, die aan loshangende betonijzeren paaltjes zijn bevestigd, je zelf weer door een spleet omhoog wurmen. Het is even worstelen maar niet echt gevaarlijk. Pas daarna volgt het zwaarste deel van de hele dag, een steil stuk door mul zand omhoog naar Brattafönn terwijl de wind om je oren fluit.
Sneeuw en lava
Eenmaal boven is het hoogste niveau bereikt en ook dringend tijd om het regenjack er als windbreker bij aan te trekken. Vanaf dat moment blijft het een paar kilometer min of meer op gelijke hoogte. Hier begint een groot sneeuwveldengebied direct langs jonge, nog pikzwarte lava van de uitbarstingen in 2010 van de Eyjafjallajökull-vulkaan. Erupties die het Europese luchtverkeer destijds lamlegden. Naast wit en zwart ook de kleur rood bij de twee kraters Magni en Modi. Het is prachtig en gaat maar door op dit Godahraun, het lavaveld van de goden.
Ik kijk mijn ogen uit en geniet van dit toneel. De foto's geven een aardig beeld, maar je moet er zelf hebben gelopen om de bizarre omgeving helemaal te ervaren.
Russische jongens met regenjas aan komen vanuit de tegenovergestelde richting de heuvel af. Er is volgens hun boven op de Fimmvörduhals-pas veel koude wind. Met regen en windvlagen hadden ze overnacht bij de Baldvinsskáli-hut en zijn zo te zien blij nu in een rustige zone aan te komen. Oké, we gaan het zien.
De rustpauze was niet voor niets geweest. Het gaat meteen weer flink omhoog op de flank van de berg Heidarhorn. Boven, inmiddels is de achthonderd meter bereikt, is het nog te vroeg om alweer te rusten en gaat het lekker ontspannen verder over de grijze vlakte Morinsheidi. De wind neemt hier al iets toe, maar gelukkig in de rug en daarmee blijft het nog net korte mouwen weer.
Terugblik op de Morinsheidi-vlakte, die overgaat in de Heljarkambur slenk onderaan de foto |
Voorlopig zie ik nog duidelijk de rugzakken van de Zwitserse meisjes voor me. Tot die ineens verdwijnen. Even later sta ik zelf aan een diepe slenk in het terrein tussen de hoogvlakte en de daarachter gelegen Brattafönn-helling.
In de slenk Heljarkambur afdalen is nog redelijk te doen maar eruit klimmen is weer een aparte truc. Langs kettingen, die aan loshangende betonijzeren paaltjes zijn bevestigd, je zelf weer door een spleet omhoog wurmen. Het is even worstelen maar niet echt gevaarlijk. Pas daarna volgt het zwaarste deel van de hele dag, een steil stuk door mul zand omhoog naar Brattafönn terwijl de wind om je oren fluit.
de kettingen om uit de Heljarkambur te komen hingen aan loszittende betonijzers |
Sneeuw en lava
Eenmaal boven is het hoogste niveau bereikt en ook dringend tijd om het regenjack er als windbreker bij aan te trekken. Vanaf dat moment blijft het een paar kilometer min of meer op gelijke hoogte. Hier begint een groot sneeuwveldengebied direct langs jonge, nog pikzwarte lava van de uitbarstingen in 2010 van de Eyjafjallajökull-vulkaan. Erupties die het Europese luchtverkeer destijds lamlegden. Naast wit en zwart ook de kleur rood bij de twee kraters Magni en Modi. Het is prachtig en gaat maar door op dit Godahraun, het lavaveld van de goden.
jong lava uit 2010 |
Direct langs de lavatongen |
De Texaan is mij weer gepasseerd op een lang sneeuwveld |
Een van de beide kraters uit 2010 Magni en Modi |
Als de zon even doorbreekt licht het rood mooi op |
Hier kom ik ook weer de Texaan tegen die zich gisteren heeft bedacht en vanochtend zelfs vanuit Langidalur, drie kilometer extra, aan deze tocht is begonnen en mij nu alweer heeft ingehaald.
Geknoei
Eerder dan gedacht zie ik om halfeen op vijfhonderd meter aan mijn rechterhand de hut Fimmvörduskali, die ik niet zal aandoen. De hut waar je volgens de wandelgids en de man van de receptie niet goed kunt kamperen door de stenen ondergrond en de sterke wind.
Het pad gaat met golven op en neer. Voor mij zie ik beneden de twee Zwitserse meisjes een ogenschijnlijk matige helling moeizaam passeren. Wat zijn ze aan het doen? Wat een geknoei.
Tot ik er even later zelf sta. Voor me ligt een vijftig meter, door bevroren smeltwater, spiegelglad stuk waarover je jezelf veilig naar beneden moet loodsen. Van eilandje naar eilandje zwarte as schuifel ik voorzichtig verder en schop als een strooiwagen as voor mij uit.
Zonder kleerscheuren bereik ik het onderste punt waar een klein stroompje het smeltwater afvoert. Het klimmen gaat een stuk makkelijker. Nog een keer achterom kijken voor een foto van dit enigszins blauw verijsde stuk. Weer overleefd.
Er volgen weer sneeuwvelden waartussen op de zwarte ondergrond hier en daar mooie rode lavabrokken zijn uitgestroomd of uitgeworpen. In de verte zie ik de nok van een hut (Baldvinsskáli) waar normaal gesproken ook op een kale vlakte gebivakkeerd kan worden. Dat is niet mijn bedoeling, maar dat had als uitwijkmogelijkheid kunnen dienen als het te zwaar zou worden. Alles gaat gelukkig goed en ik ben nog niet echt moe.
Ik ga nog wel even kijken en ontmoet de moeder en kind die op deze hoogte in hun kleine hut met enkele bedden blijkbaar iets bijverdienen. Ze verzekert me dat het vanaf hier rustig naar beneden gaat. Kort stop ik bij de pauzerende Zwitserse meisjes en eet als lunch vier biscuits en twee marsen. De derde hou ik als reserve.
De Fimmvorhals-pas is bijna bereikt. Bovenop bergrug is de hut Fimmvorduskali te zien |
Eerder dan gedacht zie ik om halfeen op vijfhonderd meter aan mijn rechterhand de hut Fimmvörduskali, die ik niet zal aandoen. De hut waar je volgens de wandelgids en de man van de receptie niet goed kunt kamperen door de stenen ondergrond en de sterke wind.
De Zwitserse meiden glibberen voorzichtig vooruit (ingezoomde foto) |
Het pad gaat met golven op en neer. Voor mij zie ik beneden de twee Zwitserse meisjes een ogenschijnlijk matige helling moeizaam passeren. Wat zijn ze aan het doen? Wat een geknoei.
Tot ik er even later zelf sta. Voor me ligt een vijftig meter, door bevroren smeltwater, spiegelglad stuk waarover je jezelf veilig naar beneden moet loodsen. Van eilandje naar eilandje zwarte as schuifel ik voorzichtig verder en schop als een strooiwagen as voor mij uit.
Zonder kleerscheuren bereik ik het onderste punt waar een klein stroompje het smeltwater afvoert. Het klimmen gaat een stuk makkelijker. Nog een keer achterom kijken voor een foto van dit enigszins blauw verijsde stuk. Weer overleefd.
Terugblik op deze spiegelgladde helling aan de overzijde |
Ik ga nog wel even kijken en ontmoet de moeder en kind die op deze hoogte in hun kleine hut met enkele bedden blijkbaar iets bijverdienen. Ze verzekert me dat het vanaf hier rustig naar beneden gaat. Kort stop ik bij de pauzerende Zwitserse meisjes en eet als lunch vier biscuits en twee marsen. De derde hou ik als reserve.
Watervallen in de aanbieding
Bovenloop Skoga |
Pas na het overschrijden van deze rivier Skógá wordt het landschap groener en gaat het direct langs de oevers harder naar beneden. Daarmee loop ik kilometers van de ene schitterende waterval naar de andere. De Skógá heeft zich diep ingevreten in de stenen ondergrond en buldert langs, over en tussen allerlei prachtig groene rotsen naar beneden. Je komt foto’s tekort.
Het twintig kilometerpunt is al ruim gepasseerd. Het gaat goed, maar veertien kilometer rustig en hier en daar minder rustig naar beneden gaat doorwegen in mijn knieën. Het dalen gaat maar door en terwijl mijn vermoeidheid toeneemt stijgt ook langzamerhand het aantal tegenliggers. Steeds meer mensen die zonder een rugzak een korte wandeling stroomopwaarts maken. Ik moet in de buurt van het eindpunt komen. Dat kan niet anders.
Nog een laatste rust, een aantal bochten en verschillende watervallen en stroomversnellingen en ik zie een groep mensen bij een uitkijkplateau. Ze staan daar niet zonder reden. Ze kijken boven op de allerhoogste waterval van mijn tocht, de Skógáfoss. Zestig meter valt het water hier naar beneden in een nevel van opspattend water. Met een zegegevoel passeer ik op de ruim vierhonderd treden hoge trap de toeristen die zich moeizaam naar boven werken langs de leuningen en de kettingen. Beneden ga ik in één doorgaande beweging naar de onderkant van de waterval voor de afsluitende foto’s. De trektocht van 2019 zit erop.
Mijn knieën doen zeer en mijn voetzolen gloeien. Maar voorlopig heb ik het gehaald en heb ik mij getrakteerd op het eerste niet-poedereten sinds vijf dagen. Samen met de Texaanse jongeman zit ik in restaurant Skógar Street Food. We eten fish and chips en lessen de dorst met twee flessen Vikingbier. Wat een traktatie. Geld speelt even geen rol. De bankpas doet het goed in IJsland. We kletsen wat over Trump en andere gevaarlijke dingen.
Morgen scheiden onze wegen. Hij terug naar het vliegveld en ik neem een extra niet voorziene rustdag op deze vreemde camping-plaats aan de voet van de hoge Skógáwaterval waar de toeristen in processie aan onze tenten voorbijtrekken. Nog even het wandeltrektochtgevoel een dag rekken. En dan beginnen we aan de vakantie samen met Judith. Daar kijk ik al naar uit en wil die overgang niet verstoren met een dag op een hotelkamer. Nog even de droom vasthouden tot hij vervliegt.
Het twintig kilometerpunt is al ruim gepasseerd. Het gaat goed, maar veertien kilometer rustig en hier en daar minder rustig naar beneden gaat doorwegen in mijn knieën. Het dalen gaat maar door en terwijl mijn vermoeidheid toeneemt stijgt ook langzamerhand het aantal tegenliggers. Steeds meer mensen die zonder een rugzak een korte wandeling stroomopwaarts maken. Ik moet in de buurt van het eindpunt komen. Dat kan niet anders.
Nog een laatste rust, een aantal bochten en verschillende watervallen en stroomversnellingen en ik zie een groep mensen bij een uitkijkplateau. Ze staan daar niet zonder reden. Ze kijken boven op de allerhoogste waterval van mijn tocht, de Skógáfoss. Zestig meter valt het water hier naar beneden in een nevel van opspattend water. Met een zegegevoel passeer ik op de ruim vierhonderd treden hoge trap de toeristen die zich moeizaam naar boven werken langs de leuningen en de kettingen. Beneden ga ik in één doorgaande beweging naar de onderkant van de waterval voor de afsluitende foto’s. De trektocht van 2019 zit erop.
Mijn knieën doen zeer en mijn voetzolen gloeien. Maar voorlopig heb ik het gehaald en heb ik mij getrakteerd op het eerste niet-poedereten sinds vijf dagen. Samen met de Texaanse jongeman zit ik in restaurant Skógar Street Food. We eten fish and chips en lessen de dorst met twee flessen Vikingbier. Wat een traktatie. Geld speelt even geen rol. De bankpas doet het goed in IJsland. We kletsen wat over Trump en andere gevaarlijke dingen.
Morgen scheiden onze wegen. Hij terug naar het vliegveld en ik neem een extra niet voorziene rustdag op deze vreemde camping-plaats aan de voet van de hoge Skógáwaterval waar de toeristen in processie aan onze tenten voorbijtrekken. Nog even het wandeltrektochtgevoel een dag rekken. En dan beginnen we aan de vakantie samen met Judith. Daar kijk ik al naar uit en wil die overgang niet verstoren met een dag op een hotelkamer. Nog even de droom vasthouden tot hij vervliegt.
Dit verslag is hiermee afgesloten
Geen opmerkingen:
Een reactie posten