Welkom


Welkom op mijn trektochten- en wandelweblog. Na maanden van trainingswandeltochten maak ik eenmaal per jaar een trektocht. Meestal in de bergen. Het verslag daarvan zet ik op dit weblog. In 2011 heb ik er voor gekozen ook de dagwandelingen in aparte blogberichten te publiceren. Tegelijkertijd rijg ik die berichten op een afzonderlijke pagina aaneen tot een compleet verhaal. (Zie de rechter kolom). Mijn bedoelingen met deze verhalen staan te lezen in 'Over mij', hieronder in de linker kolom. Veel lees- en kijkplezier.
Groet Frans

woensdag 13 juni 2018

GR 128 Vlaanderenroute; Wandelen van Schellebelle, via Donk en langs Berlare naar station Oudegem

Schellebelle - Donk - Oudegem
7 juni 2018
26 km

Scheldekennis

De dag stond in het teken van de rivier de Schelde. De oversteek bij Schellebelle beantwoordde al de vragen die wij gisterenavond hadden vergaard bij het nabespreken van de wandeling. Met die kennis in onze binnenzak liepen we een aantal kilometers direct langs de oever, leerden bij een oude aftakking veel over de stinkende 'beer' en de 'beerhandel' en verkenden als intermezzo een groot natuurgebied dat zich heeft ontwikkeld in een oude dichtgeslibde meander van de vroegere Scheldeloop. Bij het dorp Appels namen we met een tweede oversteek voor dit jaar afscheid van de rivier.
We rest our case
"Wat heb ik nou aan mijn klomp hangen?" moet de veerman van het voetveer bij Schellebelle hebben gedacht. Komen daar twee van die Ollanders en beginnen die al voor achten aan een kruisverhoor.
"Hoe groot is het verschil tussen eb en vloed?"
"Hoe diep is hier de Schelde bij eb?
"Is er dan nog scheepvaart mogelijk?"
"Hoe heten die palen waarlangs het ponton mee omhoog en omlaag wordt begeleid?"
"Wat betekent kouter?"
Hij keek ons welwillend aan en zocht naar de juiste antwoorden. Als Belg zal hij niet zo snel aan zijn klomp hebben gedacht. Maar hij kwam er aardig uit, ook al heb ik zijn antwoorden thuis met wat internetkennis aangesterkt. 
De Schelde, vanaf de Westerschelde tot aan Gent de Zeeschelde genaamd, is een getijdenrivier. Er zijn geen sluizen die eb en vloed tegenhouden. Bij Schellebelle, vijftien kilometer voor Gent, ongeveer negentig kilometer verwijderd van de Westerschelde, heeft de rivier nog steeds een getijdenverschil van zeker 1.20 meter. Volgens de veerman was het bij eb in het midden van de rivier nog vier meter  diep. Daar hadden wij vrede mee.

Voor Nederlandse begrippen is het bij Schellebelle geen super brede rivier, maar het stroomt er nog behoorlijk. De palen waaraan het ponton vast zit zien er indrukwekkend uit en zijn berekend op grote hoogteverschillen en sterke stroom. Dat moet imposant zijn als de rivier zo hoog komt.

Het antwoord over de betekenis van 'kouter' kwam er niet direct overtuigend uit, maar naslag op internet leert dat hij op school goed heeft opgelet. Hij sprak over velden en akkers. 'Kouter', een woord dat je in deze streek regelmatig tegenkomt in plaats- of gebiedsnamen, is inderdaad een duiding voor akkercomplexen. Het woord schijnt al uit de Romeinse tijd te stammen en wordt nog gebruikt in Noord-Brabant en Vlaanderen. 
We hebben de veerman bedankt. "We rest our case your honour". Veerman blij. Kon hij eindelijk naar de overkant.
De Stuifduinen, douze points
Voordat we bij de veerman binnenvielen hadden we er al ruim anderhalf uur opzitten. Even monter als gisteren bracht Charlotte om zeven uur het ontbijt. Nog net niet op bed, maar wel in de slaapkamer. Het zag er goed uit en ze had er werk van gemaakt. Het harde en het zachtgekookte ei hadden met viltstift hun opschrift: H en Zzzz... 
Waar vind je dat nog? Prima.
Één ding hebben ze bij De Stuifduinen nog niet in de hand. Wij hadden de kamer 'Ochtendzon'. Zon, nooit gezien. Eenmaal buiten begon het zelfs te motregenen.
Gisterenavond hadden we nog kort met Lieven, Charlottes echtgenoot, gesproken over de Belgische huizenbouw. Hij is architect en wist ons dus uit eerste hand te vertellen dat er in België ook welstandscommissies zijn. Blijkbaar moeten nieuwe huizen die aaneen gebouwd worden een gelijke hoogte van de nok en de dakgoten hebben. De rest van de dag hebben we daar op gelet. Misschien hebben wij Lieven niet goed begrepen of zijn er niet zo veel nieuwe huizen in België. Of doen Belgen met hun huis gewoon waar ze zin in hebben?
Ze doen wel meer dingen anders. Wat te denken van boomverzorging 'Orang Oetan'. Slechts een paar huizen verwijderd van onze B&B. Toch maar goed dat we vandaag weer verder gaan. Voordat je het weet moet je meehelpen de boomverzorgers vangen. Charlotte had ons een binnendoorpaadje door de boomkwekerijen aangeraden. Als dat maar goed gaat.
Riekend Rustpunt
De wandeling door de boomkwekerijen verliep zonder problemen. Terug in Schellebelle sloten we aan bij de jeugd op weg naar school. Zonder spidermanrugzak vielen we wel uit de toon. Bij de brink namen we nog wat foto's en verdwenen ongezien naar het veer.
'brink' van Schellebelle
Nadat de veerman aan de overkant van ons verlost was liepen we eerst keurig rondom een nieuw overstromingsgebied. Daarmee misten we de nieuwe route die dwars door dit gebied gaat. Er loopt hier in de buurt nog een ander wandelpad en als kaartlezer hield ik mij daarom vast aan papieren zekerheid. Een normale wandelaar volgt gewoon de markeringen.
Onder het motto 'wat je niet gezien hebt mis je ook niet' pakten we in het dorp Uitbergen de gemarkeerde route weer op, passeerden de kerk en het gemeentehuis en maakten even later opnieuw contact met de Schelde. Dit keer keken wij vanaf het jaagpad bovenop de dijk neer op de omgeving. Zo hoogverheven op een dijk moet je oppassen dat je niet een beetje bekakt gaat rondwandelen. 
Nou, daar weten ze in België wel raad mee. Om onze hautaine positie te ondermijnen werd als eerste de motregen omgezet in een regenbui. Frank had dit keer zijn regenjack thuisgelaten en voor noodgevallen een wegwerpponcho meegenomen, want het zou toch pas om drie uur 's middags gaan regenen. 
Als tweede raakten we tijdelijk het contact tussen de kaart en de omgeving kwijt. Nadat we dat opgelost hadden en we nog bijna een kilometer langer dan gedacht langs de Schelde mochten lopen, werden wij naar het Riekend Rustpunt geleid. 
Het Riekend Rustpunt; een minimuseum over beer. Beer van beerput. Kak, poep, pies. Hoe verzin je het! Maar wel leerzaam. Wist je al dat de verkoop van beer een gouden handel was? Wij nu wel. We waren helemaal op onze plek bij deze tentoonstelling onder de fiere naam 'Van stadsstront naar zandgrond' in dit vier bij acht meter kleine gebouwtje waar de 'handel' werd uitgeladen. Via een informatiebord en een vitrine maakten wij kennis met de bedrijfsomgeving en de gereedschappen. Over deze tentoonstelling hieronder enige historische achter-gronden van wikipediaMooi man!

Mest en beer door de eeuwen heen

Allerlei afval, mest en beer belandde in vroegere tijden op straat. Bloed en ingewanden van geslachte dieren werden opgegeten door loslopende dieren, ratten, muizen en insecten. In steden ontstond er al vlug een probleem gezien een mens per jaar ongeveer 300 kg mest produceert en rij- en lastdieren een veelvoud ervan. Daarbij kwam nog de mest van runderen, kippen, varkens, honden, ganzen en eenden die hun mest overal achter lieten. Na een regenbui veranderden de meestal onverharde straten in stinkende modderpoelen. Daarbij kwam nog alles wat uit de woningen werd geveegd. Een deel van het afval belandde in de waterlopen. Het gebruik van het vervuilde water leidde tot allerlei ziektes zoals cholera en paratyfus.
Vanaf de 14e eeuw ontstonden er gilden in de steden die een gedeelte van het afval verzamelen en verkopen om akkers te bemesten. In Brugge waren het de meuraars, in Antwerpen de moosmeiers en in Gent de modderaars die dit vuile karwei opknappen. Stilaan werd mest en as een waardevol goed dat zij aan boeren op het platteland slijten. Ook afval uit de nijverheid zoals visgraten, pluimen en vleesresten kwamen als meststof op de akkers terecht.

Van stadsstront naar zandgrond

Beerruimers trokken 's nachts door de stad om zo veel mogelijk overlast te beperken. Het vuile karwei hield risico op brandwonden en verstikking in omwille van de giftige dampen die vrij kwamen. Tonnen van 80 l met oren waaronder men stokken stak, werden door twee mannen naar buiten gedragen. De inhoud kieperde men in tonnen of bakken van 800 of 1000 l die men met door paarden getrokken karren naar schepen vervoerde. Deze beerotters waren kleine dubbelwandige houten schuiten met een laadvermogen van ongeveer 35 ton. Op de bestemmingsplaats bouwde men beerputten langs de waterlopen die in vakken waren verdeeld. Daar konden de boeren het goedje opkopen. Ze schepten de beer soms 3 m diep op met een loet (een lange stok met aan het uiteinde een verzinkte emmer). Naast de beerputten werd het terrein verlaagd zodat het overladen gemakkelijker kon. Het overladen gebeurde later ook via pompen, aangedreven door een rosmolen wat de stank verminderde.
Stadslui werden betaald voor het ruimen, arme lieden vroegen weleens om het ruimen als het nog niet nodig was. Mest was zo waardevol dat champetters koestrontrapers beboetten. Boedelbeschrijvingen namen de waarde van het aanwezige mest op in het activa. De waarde ervan zakte vanaf 1850 toen guano massaal werd ingevoerd en poedermest zijn intrede deed. Toch bood een beginnend landbouwer in Berlare in 1945 nog 750 BEF als hij de toiletten van de gemeenteschool, nog niet voorzien van doorspoeltoiletten, mocht ledigen. Er kwam zelfs een hoger bod van 1001 BEF binnen. Tot een eind in de 20e eeuw raapten mensen koe- en paardemest van de straat om hun moestuin te bemesten.
Donkmeer
De volgende twaalf kilometer gingen door een oude dichtgeslibde meander van de Schelde. Namen als Berlare Broek en Broekse Vaart duiden op een moerassig gebied. De plassen geven het een Nederlandse indruk. Ze zijn net als vaak in Nederland ook door turfwinning ontstaan.
De regen was gestopt en na een rust vlakbij de Broekse Vaart gingen we op pad voor een echte horeca-stop in Donk, het centrale dorp in dit gebied. Ondanks de muggen, in hinderlaag gelegen onder de bomen, liep het aangenaam langs de oevers van het Donkmeer. Een en al rust op de plassen. Prachtig.
Zoals om elf uur te verwachten was zette die rust zich  voort naar de horeca in Donk. Gesloten. Ook zelfs tot bij de mooie kapel van Onze Lieve Vrouw van Zeven Weeën. Geen bevalling, maar een uitvaart passeerden wij met ingehouden tred onder het treurig kleppen van de heldere klok.
De Donkkapel. foto van wikipedia
Met het passeren van het gesloten café 'In De Wandeling' is het voor ons duidelijk dat wandelen in België een soort zondagssport moet zijn. Op de Vlaanderenroute zijn we tot nu toe sowieso bijna geen wandelaars tegengekomen. Zonde.
Ons geluk keerde toen we een paar honderd meter verder de kantine van een vakantiepark zagen. Geluk hadden we zeker. Het was open omdat er werklui bezig waren. Anders was het waarschijnlijk ook dicht geweest. De beheerder was zo welwillend voor ons koffie te maken. Voor het komende wereldkampioenschap voetballen werd de kantine in gereedheid gebracht. De eerste vlaggen hingen er al. Net als vier jaar geleden, we zaten toen in Vroenhoven bij het Albertkanaal, beginnen wij er niet over. Je moet je plaats weten en geen onnodige hoon over je afroepen. Niet te lang blijven.
Voort ging het langs oude turfputten, door bosstroken en over akkers. Een en al heerlijke rust. Dat was ook te merken aan het aantal dieren. Bij de Broekse Vaart waren we al een oude of zieke buizerd omtrokken, die niet meer kon vliegen. Aan een akkerrand overvielen we een ree, dat ons eerst in de gaten hield, maar ons later wel vertrouwde en door ging met grazen.
Onderwijl moesten we goed opletten waar we liepen omdat er in de buurt van plassen een paddentrek bezig was. Minuscule padjes met een uitstekende camouflagekleur trokken over het pad. Zo'n camouflage is handig als je niet gezien wilt worden, maar levensgevaarlijk op een wandelpad. Als we er enkele het licht hebben ontnomen dan was het zonder opzet. Beide levensvormen willen toch hun pad vervolgen en het pad is niet alleen van de padden.
Afscheid van de Schelde 
Na het Berlare Broek liepen we nog een aangenaam stuk tussen Vlaamse kouters (weet ik nu). Het aantal kilometers ging doorwegen en de rust in afwachting op het voetveer van Appels was niet vervelend. Net daarvoor waren we tevergeefs nog wezen kijken bij café 't Veerhuis. Kansloos, die zijn zich geestelijk aan het voorbereiden op het WK en dat zullen we weten ook. 
Anders dan het veer bij Schellebelle is die van Appels niet continue bemand. Dat gaat daar als volgt:
Één keer per halfuur komt een jongeman op een mountainbike aan geracet, ramt de motor in zijn vooruit, vaart naar de overkant, laat je keurig op zijn boot, geeft nog een paar keer aardig wat gas, in zijn voor- en achteruit, gaat net niet over de rand, jij staat aan de overkant, weg is de mountainbike-veerman, over een halfuur ben ik er weer van.
Een veer heeft twee kanten, dus ook twee cafés. Wij doen nog tegen beter weten in een poging. Helaas, het is donderdag zegt de vriendelijke hulp. Morgen, dan zijn we wel open. Deren doet het allang niet meer. 
Langs de randen van het dorp Appels wurmen we ons door de laatste kouters. Nog een picknickbank-rust en daarna het afsluitende stukje langs het riviertje de Dender. We herkennen de omgeving van de wandeling in april en rijgen zo onze Vlaanderenroute weer aaneen. Vijftig kilometer erbij. Vijftig kilometer België leren kennen en waarderen. Volgend jaar komen we met plezier terug. Hup België, succes op het WK!

Elk jaar maken we enkele wandelingen over dit mooie pad. De dagberichten staan in een totaalverslag: GR 128 Vlaanderenroute.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten